Tags

, , ,

Afbeeldingsresultaat voor la france profonde carces

Enige jaren geleden verscheen een biografie van De Gaulle (van Henk Wesseling) met de mooie titel ‘De man die nee zei’. Ik kocht het boek direct en las het in één ruk uit. Dit ging niet alleen over De Gaulle maar over alle Fransen. Nee zeggen tegen heel veel.

Frankrijk is een land van heel veel tradities. Van heel grote tot heel kleine. Quatorze Juillet is altijd een groot feest en zal dat ook blijven. Niemand die het in zijn hoofd haalt iets te veranderen. Men koestert de tradities en heeft een afkeer van veranderingen. Zeker als die worden gevraagd vanuit Parijs, zoals nu door Macron. Frankrijk is zichzelf.

En dus kan ik nog steeds oefenen in zen in de supermarkt als er weer iemand betaalt met een cheque en niet met een carte bleu. Ik kan een petit blanc op het terras drinken zo om half elf in de ochtend maar als ik voor drie uur een pastis bestel is dat vloeken in de kerk. De post die nog steeds iedere dag wordt bezorgd, steak frites kan ik overal eten en zo kan ik nog heel lang doorgaan. En als er al vernieuwing dreigt gaat men staken omdat verandering altijd wordt gezien als verslechtering. En zo blijft La France Profonde geloven in een wereld die er niet meer is. 

Maar niet iedereen gelooft meer in het onveranderlijke. Jongeren trekken weg uit de dorpen en er zijn tegengeluiden en tegenbewegingen. En dan niet alleen geluiden in Parijs of Lyon. 

Ook in het klein is de oude manier van doen niet meer houdbaar. Het moet anders en dat gebeurt ook.

Neem het dorp Cotignac in de Var, niet ver van ons vandaan. Dat dorp was een jaar of vijftien geleden op sterven na dood. Het had alles: een mooie cours, schilderachtig onder de platanen en een relaxte sfeer. Toeristen kwamen er wel, maar gingen ook weer weg omdat er niets geburde. Bij de cafés aan het einde van de cours hingen jongeren die zich verveelden. Werk was schaars en zelfs de restaurants werden steeds minder ok.

Jonge mensen hebben daar verandering in gebracht. Op zeker moment gingen restaurants over in andere handen, er kwamen meer terrassen en die waren goed onderhouden. Het café waar je werd uitgescholden sloot en ook daar kwam iets anders. Er kwam een hippe wijnbar waar je buiten aan barretjes gezeten een soort tapas kon eten. Een goede wijn vestigde zich in het dorp met een heel mooie winkel erbij. 

Boven die wijnhandel werd een ‘museum’ geopend, niet groot wel mooi. In de straat naar de Mairie kwamen ateliers. Er vestigde zich een nieuwe artisanale bakker waar nu de rijen voor de deur staan. Er kwam een hotel met een mooi terras. Jonge mensen die initiatief namen om van dat mooie dorp iets mooiers te maken. Zeker, er was scepsis maar die is weg. De trots is terug.

Het ging niet vanzelf en er moest veel veranderen. Vooral mentaal. Toeristen zijn geen plaag maar een bron voor groei. Werken in de horeca is top als het druk is. Wijn verkoopt niet zichzelf maar moet je packagen in een concept. Gruwelijke woorden voor de man van middelbare leeftijd die na een borrel in zijn Lada Niva stapt en ‘bof’ roept. 

De oplettende Frankrijkganger ziet het land veranderen. Dat moet en dat is niet erg. Het zorgt ervoor dat jongeren hun idealen na kunnen jagen en Frankrijk interessant blijft. Juist de combinatie van traditie en veranderen maakt het spannend en mooi.

(*) Ook gepubliceerd in Côte & Provence, voorjaar 2020, p.35.