
Dit weekeinde heb ik dan eindelijk het rapport “Ongekend Onrecht” gelezen. Een aanrader voor iedereen. Als je wilt weten hoe een overheid in zichzelf gekeerd raakt met een eigen werkelijkheid dan moet je hier gewoon even voor gaan zitten. Het is niet zo dik en het leest als een trein.
Ik ga niet herhalen wat dezer weken al volop in het nieuws is gekomen: de minachting voor de burger, het en masse criminaliseren van mensen, het niet reageren op tegengeluiden. Het is allemaal bekend.
Waar ik het wel over wil hebben is een overheid die niet van individuen houdt, omdat ieder individu ergens een onverwachte eigenschap heeft die niet past in het systeem van de overheid. Wij stervelingen vormen altijd op enig moment een afwijking van het gemiddelde, en die afwijking moet worden uitgeveegd, weggedaan, ontkent.
De verhouding tussen overheid en burger is complex maar ook heel simpel. Complex omdat die verhouding niet eenduidig is. Soms is de burger inspreker (bijvoorbeeld bij bestemmingsplannen), soms directe beïnvloeder (bij verkiezingen), soms onderdaan (de Staat als wetgevende macht), soms klant (aankoop van een paspoort), soms tegenstander (politieke partijen, demonstraties), soms rechthebbende (bijvoorbeeld bij uitkeringen en toeslagen) enzovoort. Er zijn veel rollen die je als burger kunt innemen en het uitgangspunt is dat de overheid dienend is en zich goed instelt op al die rollen. Dat maakt het leven dus weer simpel, zou je denken. Bij bijvoorbeeld inspraak zorg je ervoor dat alle info op tijd voorhanden is, dat het proces heel duidelijk is en nauwgezet wordt gevolgd, dat iedere belanghebbende haar zegje kan doen en dat het besluit heel transparant wordt genomen en onderbouwd. Zo kun je dat per rol benoemen en afpellen. Je kunt het ook zo inrichten.
Je zou dus kunnen vooronderstellen dat de overheid in het geval van toeslagen alles zo inricht dat iedereen snapt wanneer en hoe hij recht heeft op een toeslag en dat het proces om te komen tot een toeslag heel helder en begrijpelijk is. Immers: iedere ingezetene heeft recht op een heel helder opererende overheid. Dan weet je of je recht hebt, je kunt een toeslag aanvragen en als alles klopt, dan krijg je die toeslag. En omdat iedere burger er één is kunnen dingen alleen anders worden als dat een gevolg is van jouw handelen of jouw veranderde toestand. Soevereine burgers verdienen een soevereine en persoonlijke aanpak.
Dit is niet vanzelfsprekend zo. Dit is mijn visie. Mijn visie is gebaseerd op een ethiek waarin de zwakkere altijd wordt beschermd door een overheid die altijd de sterkere partij is. Ouderwets gesproken heeft de overheid zwaardmacht: uiteindelijk ligt het geweldsmonopolie bij de Staat. Dat betekent dat de staat de enige partij in het land is die werkelijk zaken kan afdwingen. Hoe sterk je je ook acht als inwoner van Nederland, de Nederlandse staat is uiteindelijk sterker.
En precies dat inzicht moet leiden tot deemoed en voorzichtigheid. De staat moet zich te allen tijde opstellen als een strenge maar vooral rechtvaardige en duidelijke ouder. En daarin moet diezelfde staat weten en voelen dat je als inwoner afhankelijk bent van die staat.
In de afgelopen decennia is er het een en ander veranderd in de wijze waarop de overheid naar de burger kijkt. Ik bespreek twee zaken: het verdwijnen van onderscheidende wereld- en mensbeelden (het einde der ideologie, al in 1960 (!) beschreven door Daniel Bell) en consumentisme.
Einde van ideologieën
Het riedeltje in iedere sociologie van Nederland gaat over de verzuilde samenleving tot aan de jaren 60 van de vorige eeuw. Netjes geordende zuilen waarin sociaal-democraten, confessionelen en liberalen in hun eigen bubble konden leven. Nederland lag onder een natte brave deken maar was wel heel overzichtelijk. In de jaren na de jaren 60 werd steeds meer gevoeld dat al die grote verhalen toch verhalen uit het verleden waren en dat men toe was aan een nieuw elan. Tijd om afscheid te nemen van die grote verhalen dus. Daarom schreef Bell zijn boek. In 1992 schreef Fukuyama over ‘het einde van de geschiedenis‘. Geheel passend in de tijdgeest dat alles was uitgekristalliseerd. Landen waren of liberaal of sociaal-democratisch en die twee waren ook nog eens heel erg op elkaar gaan lijken.
De afgelopen decennia is er ook in Nederland een verandering geweest. Zelfs expliciet. Zo deed Wim Kok ooit de uitspraak dat voor de PvdA het afschudden van zijn ideologische veren én problematisch én bevrijdend zou zijn. Die uitspraak is nooit helemaal goed begrepen want Kok wilde niet af van de sociaal-democratie. Maar goed, woorden zijn daden en in de jaren die daarop volgden heeft de PvdA er alles aan gedaan om de veren geheel kwijt te raken. In het kader van macht verzamelen, hét doel van iedere politicus, zijn er veel veren verdwenen. Er werd volop bezuinigd op de verzorgingsstaat en er kwam een nieuw elan: de mondige burger in een participatiemaatschappij. Het liberale beeld van de vrije mens die zich vrij door de maatschappij beweegt, waarbij de overheid slechts marginaal aanwezig is werd de nieuwe ideologie. En hoewel Rutte altijd heeft beweerd dat visie een olifant in de kamer is, is er wel degelijk sprake van een visie. Je kunt niet beweren dat politiek “goed kiezen met schaarse middelen” is, zonder te reflecteren op dat woordje “goed”. Goed kiezen voor een liberaal is echt iets anders dan voor een christen of voor het enige lid van de PVV. Rutte doet er luchtig over maar hij heeft een visie: een vrije mondige burger en een teruggetreden overheid.
Deze nieuwe ideologie, die vooral nooit zo genoemd is zodat het lijkt alsof het doodnormaal is dat de overheid naar achter treedt en jij je eigen broek moet ophouden, is de dominante geworden. Tot op de dag van vandaag. Dat klinkt mooi, vooral als je een mondige burger met voldoende middelen bent. Want heel eerlijk: als het onderwijs steeds beroerder wordt zal zo’n bemiddelde mondige burger gewoon extra onderwijs regelen en inhuren. Je koopt de participatie.
Maar al die anderen dan? Al die mensen die gewoon modaal of minder verdienen en dat niet kunnen? Die overigens al lang participeerden door bijvoorbeeld vrijwilliger te zijn op de sportclub of in de speeltuin? Al die mensen hadden en hebben pech: die passen niet in het romantische plaatje van het liberalisme.
Dat ging lang best ok. Die gemiddelden kwamen niet in beeld en dan is er politiek gezien ook geen issue. Iedereen onder dat gemiddelde kwam ook niet in beeld bij de politiek want daar heb je niet zoveel aan. Intussen kwamen er voedselbanken in Nederland, nam discriminatie op de arbeidsmarkt niet af en gebeurden er onvoorziene dingen.
Het einde van alle ideologieën betekent in de praktijk vooral dat mensen niet moeten verwachten dat de overheid actief hun lot zal proberen te verbeteren.
Een van die dingen was waar dit rapport over gaat. Bulgaren bleken massaal de boel te flessen en onterecht allerlei toeslagen te ontvangen. Geheel in de geest van de tijd – burgers zijn pricipieel onbetrouwbaar – werd ook door de Tweede Kamer geroepen om de strengste handhaving en opsporing van fraude. De rest is geschiedenis. Vanwege een aantal Bulgaren zijn tussen de 25.000 en 35.000 mensen zwaar beschadigd. Lees het rapport en je begrijpt wat Rutte bedoelde met de steen die richting afgrond rolde.
De overheid kijkt toe bij de gevolgen van eigen keuzes.
Maar hoe zit het nu met de burger?
Consumentisme
Ook hier wordt al decennia over geschreven: de mens wordt steeds meer gekenmerkt door het consumeren van diensten en goederen. Het bewijs daarvoor hebben we de afgelopen maanden kunnen zien. De afvalstortplaatsen hebben niet eerder zo druk gehad. En nog steeds staan er rijen dik te wachten tot de karren kunnen worden geledigd. Dus die kant is redelijk duidelijk.
Hoe zit het met de overheid en de consument?
Een van de uitgangspunten van de markteconomie is dat er producten en diensten zijn die op de vrije markt aangeboden en verkocht moeten worden. Dat uitgangspunt is ook de overheid binnengeslopen. Na het privatiseren van een groot aantal (semi)overheidsinstellingen, is de overheid de burger ook als klant gaan zien. En daar zit een enorme denkfout. Als ik een nieuw paspoort nodig heb kan ik niet shoppen bij allerlei gemeenten en instellingen. Ik moet naar mijn eigen gemeente. Als ik zorg nodig heb in het kader van de WMO, idem. Als ik een toeslag krijg, idem. Door te pretenderen dat we met zijn allen klanten zijn suggereer je ook dat ik als klant iets anders, iets beters kan kiezen. En dat kan niet. De overheid is een absolute monopolist en ik moet me plooien naar de eisen en wensen van die overheid.
De overheid moet weet terug naar het besef dat je als burger ten diepste afhankelijk bent. Dat betekent dat juist de overheid bovenmatig goed moet zijn, uitblinken in alles. Betrouwbaar en heel transparant. Ik kan als burger echt nergens anders naar toe en dus moet de overheid op ieder moment dienstbaar zijn aan de burger.
Een land zonder burgers
Mijn conclusie uit dit alles is dat de overheid inmiddels een teruggetreden, niet verantwoordelijke overheid is geworden. Zij kijkt toe. De Tweede Kamer kijkt mee en reageert op incidenten en verzaakt daarmee de controlerende taak. Als de overheid inwoners niet meer ziet als burgers dan ontstaan er problemen. De stap die in het denken moet worden gezet is simpel: en zijn niet 35.000 mensen gedupeerd, er is 35.000 keer een mens (en waarschijnlijk veel meer als je naar gezinnen kijkt) gedupeerd. Steeds opnieuw. 35.000 keer.
En overheid die zo opereert zou collectief moeten worden weggestemd. Nederland verdient veel beter.