Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan. (*)

Het is maart 2018. Ik krijg een email van een Van Tets, jazeker van de Van Tetslaan in Valckenbosch, met de vraag of ik zijn vader wil ontvangen in de Dieptetuin. Niet toevallig dat ik die vraag krijg, want ik ben voorzitter van de Stichting Vrienden van de Dieptetuin. Een echt burgerinitiatief dat 12 jaar geleden is ontstaan als reactie op een gemeentelijk besluit. Dat besluit was simpel en overzichtelijk: we gaan bezuinigen op onderhoud aan openbaar groen en de Dieptetuin gaan we helemaal niet meer onderhouden. Geen zichtlocatie, en dus stoppen we ermee.

Een aantal omwonenden heeft toen de koppen bij elkaar gestoken om te kijken wat we zelf kunnen doen. En dat bleek heel veel. Met in het begin 25 vrijwilligers zijn we begonnen met het onderhoud en dat was heel fijn om te doen. In de loop der jaren werden het 40 vrijwilligers en onderling een vriendenclub. De Dieptetuin kwam weer letterlijk en figuurlijk tot bloei. Voor de Kerst organiseerden we een levende kerststal waar jaarlijks zo’n 1.100 zeistenaren komen kijken.

En precies dat was de jonge Van Tets ter ore gekomen, hij was naar de website gegaan en de mail gestuurd.

Ik reageerde direct, natuurlijk kon dat! Graag zelfs. We maakten een afspraak en op een mooie zonnige dag kwam precies op tijd een auto van De Zonnebloem aangereden. Twee middelbare mensen stapten uit, bleken broer en zus te zijn, de achterdeuren gingen open en daar zat een voorname heer in een rolstoel. We liepen de tuin in en ik vertelde een en ander over de stichting, de vrijwilligers en over de liefde van die vrijwilligers voor iedere centimeter van de tuin. 

Hard praten moest ik, want het gehoor van de oude Van Tets was niet goed meer. Hij genoot met volle teugen. Dat zag ik en dat zei hij. We maakten een rondje tot we bij Huize Valckenbosch kwamen. Niet echt een mooi gebouw. En toen ging hij vertellen.

Hoe hij daar als kind had gespeeld, in de tuin van 13 hectare. In volstrekte vrijheid. Hij vertelde over het oude huis dat in de jaren 80 is afgebroken en welke kamer hij had. Waar de garage had gestaan. De tennisvelden, de moestuin, het rosarium. Hij vertelde over de oorlogsjaren toen het huis werd gevorderd door de Duitsers en wat een keurige mensen dat allemaal waren. Hoe anders was het aan het eind van de oorlog, toen de geallieerden niet alleen de boel hadden uitgewoond maar ook en vooral de wijnvoorraad geheel hadden opgedronken. Nee, cultuur hadden die lui niet gehad.

Hij vertelde over de oneindige zomerdagen waarin hij kon doen wat hij wilde en hoe daar door de oorlog een einde aan kwam. Zijn familie was na de oorlog niet meer teruggekeerd naar het huis. Het landgoed werd verkaveld en vanaf de jaren 50 kwamen er woningen rond de tuin.

Hij keek rond en zweeg. Toen keek hij me aan, ik zat gehurkt naast hem, en zei: ‘weet U, uiteindelijk verdwijnt alles. De hele wereld die was. En binnenkort ben ik zelf aan de beurt.’

Wat kon ik daar tegenin brengen? Niets. Hij had gewoon gelijk. Het contrast tussen een heel rijke, geprivilegieerde jeugd en de verwoestingen van de oorlog was natuurlijk immens geweest. Het langzaam uiteenvallen van al dat bezit moet voor de familie ook lastig zijn geweest. Ik weet het niet. Ik kan het me zo voorstellen.

Bij het verlaten van de tuin beloofde ik dat wij als vrijwilligers er alles aan zouden doen dit mooie stukje Zeist uit 1909 te behouden. En dat doen we met elkaar. Iedere week weer zijn we aan het werk. Nog steeds, zij het mondjesmaat, komen er nieuwe vrijwilligers bij. 

En hoewel ik weet dat ook dit ooit zal verdwijnen, is mijn blik niet die van de oude Van Tets. Ik zie groei en bloei, ik zie mensen met veel plezier werken in de borders, ik zie de seizoenen in deze prachttuin. Ik zie het leven voorbijkomen in een heel rustig ritme. Zelfs in de coronaperiode was er leven. Mensen wandelden op gepaste afstand, er waren boeklanceringen, op gepaste afstand en de tuin bleek steeds weer een plek te zijn waar je even uit de gewone wereld kon stappen. Dat is wat ik iedere keer weer zie. Leven en toekomst.

Maar sinds het bezoek van de oude man zie ik ook heel veel verleden. Ik zie ook wat er niet meer is. De tennisbanen, de garage voor de auto’s, het oude landhuis, het rosarium en de moestuin. Een blij jongetje dat zijn gang kan gaan in een eigen landgoed. Dat blije jongetje heeft mijn blik verrijkt met beelden uit het verleden. Ik zie nu een andere tuin. Ik zie een verleden.

Een verleden vol met mensen en de dingen die voorbijgaan.

(*) ook gepubliceerd op https://www.zeistermagazine.nl/vanoudemensendedingendievoorbijgaan

Relativering is dood

In een wereld waarin alles een crisis is, zonder gradaties van crises, is het moeilijk leven. Alles een crisis noemen is niet een oorzaak maar een gevolg van gebrek aan relativeringsvermogen. Niets is meer relatief, behalve kennis.

Relativering is het vermogen bepaalde gebeurtenissen te beschouwen in het licht van grotere gebeurtenissen of zelfs gewoon andere gebeurtenissen. Als je dat vermogen hebt dan kom je er snel achter dat alle belangrijke zaken in jouw eigen leven op een grotere schaal niet zo interessant zijn. Wel voor jou persoonlijk natuurlijk.

Zo kan het opkopen van je boerderij voor jou een grote gebeurtenis zijn. Je vader en opa zaten ook al op dit stuk aarde en daar gaat het opeens. Poef, weg. Dat is ingrijpend voor je. Voor de rest van de wereld doet het er echt helemaal niet toe. Er zijn immers ook bakkers die moeten stoppen met hun familiebedrijf. Er zijn mensen die van de een op de andere dag op straat staan en niet uitgekocht worden. Er is, kortom meer in de wereld aan de hand en als je in staat bent dingen in perspectief te plaatsen, dan wordt jouw leven feitelijk niet anders maar wel qua betekenis die je er zelf aan geeft.

Kun je niet relativeren dan ga je met z’n allen in trekkers naar het provinciehuis en rijdt daar gewoon naar binnen. Of je wacht een minister op met een erehaag van Nazifakkels. Niet inziend dat een democratie begint met rust, luisteren, perspectieven uitwisselen, praten en de wetenschap dat je er altijd samen uit moet komen. Altijd.

Een andere relativering die dood is: de maker van een kunstwerk kun je niet vereenzelvigen met dat kunstwerk. Goya trok er niet op uit om mensen uiteen te rijten en aan bomen op te hangen. Picasso heeft Guernica niet gebombardeerd, Céline was een rabiaat anti-semiet maar schreef prachtige boeken die nog lang naderdenden in de wereld, Patricia Cornwell is nooit van plan geweest seriemoordenaar te worden en Bret Easton Ellis heeft nooit vrouwen met hun oren aan het parket vastgeniet.

Maar zie de nieuwe tijd eens: schrijvers worden gecancelled vanwege een verhaal over een jonge sporter en zijn trainer omdat hij een gevaar is voor kinderen. Docenten op middelbare scholen zijn steeds minder in staat gewoon les te geven over de holocaust omdat dat de tere kinderzieltjes is hun klas (en de ouders natuurlijk) niet bevalt. Voorbeelden te over.

En daarmee kom ik tot het enige dat wordt gerelativeerd en dat is de op feiten gebaseerde kennis van zaken.

Mensen die boos worden en hard roepen, hebben dat waar zij tegen in opstand komen niet gezien, niet gelezen. Ze roepen maar wat. En de pest is dat zij die het hardst roepen bijvoorbeeld minder begaafde schoonheden zijn met veel volgers in insta. Fotomodellen die roepen dat die schrijver een gevaar voor kinderen is. En als dan gepoogd wordt daar inzicht aan toe te voegen dat een schrijver niet samenvalt met zijn geschrevene, dan blijft er toch altijd een zweem over van ‘je weet maar nooit met die viezerds’.

De boeren die protesteren komen nooit met een oplossing voor een bestaand stikstofprobleem. Ze wuiven het weg, gesteund door een mevrouw in de Tweede Kamer. Het is gewoon niet waar. Het is verzonnen door het WEF, of wie dan ook.

Mijn conclusie is dat mensen niet meer hun eigen opvattingen relativeren, maar de wereld. De wereld is een schijnwereld en je hoeft geen enkele moeite te doen om daar mee om te gaan. Men kijkt naar de wereld als een spiegel, en als het spiegelbeeld niet mij reflecteert dan deugt er niets meer. Dan zitten daar boze krachten achter.

En zo zijn we beland in een wereld waarin men elkaar nog moeilijk kan vinden. Dat wil zeggen: het herrieschoppende deel met de rest. De middenmoot doet niets anders dan relativeren en water in de wijn. Je zult wel moeten want anders is samenleven niet meer mogelijk.

Sjakie en de taal van het Derde Rijk

Jaren geleden alweer las ik LTI van Victor Klemperer. Een werkelijk verpletterende studie over de taal van het Derde Rijk, het Reich van Hitler. In deze studie ontleedt Klemperer de nieuwe taal die werd ontwikkeld door de Nazi’s. Het gaat daarbij om woorden die bijvoorbeeld kracht uitstralen en vaak herhaald worden, woorden zoals spontaan, instinctief, fanatiek. Woorden die ondersteunden dat er een uit de bodem voortkomende volksbeweging was die vastberaden werkte aan de toekomst van Duitsland.

Maar het gaat ook om eufemismen, woorden die als doel hebben de grauwe werkelijkheid toe te dekken. Klemperer spreekt van Schleierwörter, sluierwoorden, versluierwoorden eigenlijk. Zo werd moord Sonderbehandlung.

Die taal had maar een doel: het volk rijp maken voor en laten wennen aan een nieuwe realiteit. Die nieuwe realiteit kwam er en heeft tot 1945 geduurd.

Waarom moet ik denken aan LTI?

Al het gedoe rond de boeken van Roald Dahl deed me denken aan de studie van Klemperer. Woorden als vet en dik die worden vervangen door enorm. En waarom? Omdat het woorden zijn die als kwetsend of stigmatiserend kunnen worden ervaren. Ik lees de berichtgeving hierover met stijgende afkeer. Wie bedenkt dat teksten moeten worden herschreven omdat die ‘niet meer van deze tijd zijn’ ?

En natuurlijk staat de ingreep in de boeken van Dahl niet op zichzelf, net zomin als de taal van het Derde Rijk op zichzelf stond. Er is al langere tijd een reiniging, een katharsis aan de gang in taal en kunst. Een kuising van het verleden waarin dingen werden gezegd, kunst werd gemaakt waar men (wie? Nou, men) zich niet meer prettig bij voelt. En was het in eerste instantie nog een reactie van de gepijnigden die in opstand kwamen, bijvoorbeeld standbeelden omver trekkend in opstand, het gaat nu wat verder.

Er bestaan zogenaamde sensitivity readers die vooraf teksten toetsen op aanstootgevend taalgebruik, en daarop ingrijpen. Ik probeer me voor te stellen wat de psychische constitutie is van zo’n reader en hoeveel plezier iemand beleeft aan zijn werk. Je moet natuurlijk heel gevoelig zijn voor alles wat aanstootgevend is, heel gevoelig. Op het psychiatrische af, denk ik zo. En daarnaast moet je er een enorm genoegen in scheppen nieuwe termen te vinden die voor jou niet kwetsend zijn. Voor jou, want jij schrapt en stuurt bij. Dat doet niet de buurman. Je voelt je dus gekwetst door het woord vet en maakt er enorm van. Niet beseffend dat er enorme mensen zijn die dat op hun beurt weer verschrikkelijk vinden.

Maar goed, die kleinzerige instelling is niet wat mij deed denken aan LTI. Het gaat hier om iets groter.

Al die fatsoensrakkers hebben een plan met de wereld waarin we leven. Die wereld moet door taal (geschreven taal maar ook beeldtaal) veranderd worden. Veranderd in een grote rubberen tegel waaraan niemand zich een buil kan vallen. Het idee achter deze ingrepen is totalitair. Niet alleen ik, als taalgebruiker, let op mijn woorden. Met terugwerkende kracht let Dahl ook op zijn woorden. Zonder de mogelijkheid er anders over te denken. Zijn boeken moeten een lief warm bed worden voor de lezer, die vervolgens hersendood het boek dichtslaat.

Hersendood is wat we moeten worden volgens deze sensitivity types. Geen opwinding, geen krassen, geen schrammetjes, geen ruzie, niets van dat al. Een hemels paradijs waarin we elkaar ontlopen, elkaar niet meer serieus nemen en vooral glijdend door het leven gaan.

Het is fundamenteel niet ander dan dat wat er in het Derde Rijk gebeurde. Vanuit een mens- en wereldbeeld de taal zo kneden en vormgeven dat we aan die nieuwe realiteit wennen, en het verleden, het verdorven verleden vergeten. En we stinken er massaal in. Want wie is er nu op tegen dat je ervoor zorgt dat mensen niet meer beledigd worden? Niemand toch?

De denkfout hier is dat beledigen niet de actie van de zender is maar van de ontvanger. Die bepaalt of hij/zij zich beledigd voelt. Het is een individuele keuze. Zoals het een keuze is om aanstoot te nemen aan bijvoorbeeld kunst.

De maakbaarheid van de wereld zit natuurlijk ergens anders in. Niet in het bedienen van individuen, integendeel. De taalcorrectoren hebben tot doel een samenleving te scheppen van kwetsbare individuen, die moeten worden beschermd tegen negatieve invloeden van buiten. Die kwetsbare individuen zullen wel twee keer uitkijken om dingen te doen die op hun beurt weer aanstootgevend zijn. De uitkomst is een samenleving die in niets meer opvalt, waarin iedereen aardig doet uit angst om niet aardig gevonden te worden. Een samenleving zonder pieken of dalen, waarin louter voorbeeldige mensen leven die voorbeeldige boeken lezen en kijken naar voorbeeldige kunst (altijd met een verklarend bordje erbij). Een samenleving kortom die de droom is van iedere leider. Makke schapen.

Dat precies is de taakopvatting van alle censoren, van alle sensitivity types die momenteel rondlopen. Van uitgeverijen en musea tot aan universiteiten en bedrijven. Het is voeden van onechte relaties en schichtige interacties tussen mensen. Het is bouwen aan een wereld die een sociale hel blijkt te zijn geworden.

Later pensioen voor de Fransen? Ben je gek of zo?

Staking in Morlaix

Vanuit Nederland ziet het er natuurlijk een beetje verwend uit: Fransen die massaal protesteren tegen verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd van 62 naar 64 jaar! Zijn ze gek geworden, wij moeten inmiddels werken tot 67 jaar, maar liefst drie jaar langer dan de plannen in Frankrijk.

En het oogt ook raar natuurlijk. Fransen hebben een 35-urige werkweek, honderd vrije dagen per jaar en een pensioen bij 62. Dat kan niet uit.

Ik kijk er ook anders naar.

Fransen komen ook op voor hun manier van leven waarbij vrije tijd heel belangrijk is. Werk is vaak een noodzakelijk kwaad waar je je liever niet in verliest, vindt de doorsnee Fransman. En als je dan werkt, wil je ook nog wat aan je leven hebben als je stopt. Op je 62ste ben je vitaler dan twee jaar later en je hebt dan ook wel genoeg gedaan. Dus gewoon gaan genieten van het leven.

Het grotere verhaal is dat die twee extra jaren symbool staan voor iets anders: verlies van een bestaande, gekoesterde wereld.

Neem nou dat mooie dorpje, diep in de Var, een kilometer of vijftien van Brignoles: Carcès.

In Carcès zit rond half elf in de ochtend het terras van Bar le Central vol met lokale bewoners waarvan sommigen al aan een p’tit blanc zitten. Beetje keuvelen, de Var Matin lezend en besprekend en daarna weer door. Aan het einde van de dag tref je elkaar weer en in de weekends spreek je af met vrienden en familie. Je doet uitgebreid boodschappen bij Les Mousquetaires om de juiste stukken vlees te bestellen en de verste groenten te kopen.

En je werkt aan je huis natuurlijk. Je bent pas Frans als je een eigen betonmolen in de tuin hebt staan en je al tijden bezig bent met de aanbouw of het zwembad. Dat kost tijd maar er is tijd genoeg. Er is niet altijd geld genoeg en dus duurt het allemaal wat langer. Maar bof, dat is dan maar zo.

Carcès heeft ook een heel druk sociaal leven, waar je tijd voor moet maken. Er is tijd voor de Grand Aïoli, voor Quatorze Juillet, voor de kermis, voor de marché nocturne op donderdagavond, het optreden van de vals zingende nep Edith Piaf et cetera. Allemaal dorpsgenoten die dit ook allemaal organiseren en voorbereiden en daar de tijd voor nemen. Dat is de kern van het leven: ergens de tijd voor nemen, omdat je tijd hebt en kunt nemen.

Die kwaliteiten, daar willen de Fransen niet van af. En ze weten ook dat onvoldoende geld voor alle pensioenen in de toekomst een gevolg is van politieke keuzes. Niet van individuele keuzes. Als de politiek ervoor kiest bedrijven meer te laten inleggen, dan zou het gat wel eens kunnen worden opgelost. In ieder westers land is er meer dan genoeg geld, het komt erop aan dat anders te verdelen. Dat inzicht drijft mensen, massaal, de straat op. Zij protesteren niet ergens tegen, ze protesteren ergens voor: de kwaliteit van het bestaan.

De Fransen zouden wel eens een punt kunnen hebben.

De markt, de spiegel van de lokale cultuur (*)

Als kleine jongen ging ik met mijn vader in Utrecht naar de markt op het Paardenveld. Als goede Utrechter sprak mijn vader van ‘de màrt’. Langs de singel liepen we alle kraampjes af, om als altijd te eindigen bij de visboer. Daar kocht hij ongepelde garnalen, gerookte paling of spekbokking. Veel geld was er niet en dit waren zeer betaalbare lekkernijen.

Die markt was in mijn herinnering heel groot. Nu was ik toen heel klein maar toch, er stond van alles. Zo was er een kraam met alleen maar fietsspullen. Van bellen tot fietspompen, je kon er echt alles krijgen. Bloemen, vlees, vis, kaas, kleding, alles kon je er krijgen. Het was een soort plat warenhuis met voor elk wat wils.

Later gingen we naar de markt op het Vredenburg, met als meest opvallende marketentster de plantenverkoopster Jopie. Schreeuwend vanuit haar vrachtwagen gevuld met planten.

Mijn vader kwam altijd bekenden uit Wijk C tegen. Beetje kletsen, wandelen, genieten en om je heen kijken.

Op de fiets gingen we terug naar huis. Ik achterop met mijn benen in de fietstassen.

Ik heb altijd van markten gehouden. Als we ergens zijn en er is een markt dan zal ik die bezoeken. Soms heel vaak. De drukte, het kunnen zien en ruiken van alle producten, de mensen: alles bevalt me. Het mooist zijn overdekte markten. Van Markthal no.1 in Boedapest tot de markthallen in Madrid en Cannes, de soukh in Taroudant, prachtig. Uren kan ik er rondlopen.

Een markt is namelijk de spiegel van een lokale cultuur. In Boedapest is het enorm druk. Je komt binnen en je ruikt de paprika, is alle soorten en maten. Veel worst, veel groenten die het goed doen in barre tijden. In Madrid is het niet alleen het kopen van waren, maar ook het eten van tapas en wat drinken. Een sociale ontmoetingsplaats, waar je naartoe gaat om te lunchen en niet alleen om inkopen te doen. In Taroudant is de soukh de spiegel van de woestijn. De overweldigende geuren van allerlei versies van ras-el-hanout, tientallen ‘beste’ versies. De kleuren van het aardewerk dat je er koopt voor weinig, de tajines. De dadels. Het onderhandelen over de prijs.

De markt in Utrecht was de spiegel van een arme jeugd op Zuilen. Veel goedkope vis en groenten. De buren tegenkomen, een praatje maken en op de fiets naar huis.

Maar ja, ik woon in Zeist. En als je de markt bekijkt als spiegel van een lokale cultuur, dan moeten we ons zorgen maken. Los zand, sfeerloos en altijd wind. Mensen die elkaar niet hoeven te ontwijken omdat je op tien meter afstand blijft. Leegte. En leegstand. Het aantal kramen is afgenomen door de jaren heen, de spoeling werd dunner. Er zijn donderdagen en zaterdagen geweest, ik schat een jaar of tien geleden, waar de markt vol was, druk was. Wel als een lang lint opgebouwd, maar toch druk. Dat is nu echt anders. 

De favoriete bloemenhandel verdween, het aantal kramen werd minder en minder. De ziel, zo die er ooit is geweest op die plek, was er helemaal uit.

En toen kwam de winter en werd er een ijsbaan gebouwd. De markt verhuisde naar de Slotlaan naast het Walkartpark. Ik reed er een paar keer langs tot ik besloot op een donderdag de markt over te lopen. En wat was dat plezierig!

Een echte markt! De kramen stonden tegenover elkaar, met het gezicht naar elkaar toe. Mensen liepen er tussendoor, elkaar ontwijkend, praatje makend en om zich heen kijkend. Stilstaan om inkopen te doen. Ok, echt groot was die markt niet. In een willekeurig quartier in Parijs is de lokale dagmarkt veel groter, veel diverser ook, maar toch. Een markt. Klein beetje reuring.

Dit was al veel beter dan de oude markt op Belcour, waar kramen met hun kont naar elkaar stonden. Het was redelijk druk, die donderdag. Ik had er echt plezier in.

Ik deed wat inkopen en vroeg wat de marktlieden ervan vonden. ‘Veel gezelliger’ was het antwoord. Compact, de mensen lopen dicht langs je heen, je kunt contact maken met de klanten. Het voelde nu als een markt. Ook zij waren er blij mee.

De spiegel van de lokale cultuur: de wintertent is afgebroken en de markt staat weer uiteengespat op Belcour en bij de bieb. Hier en daar een kraam, hier en daar een wandelende klant en wind, veel wind. Het ziet er niet uit. Zeist is vormelijk en gebaseerd op regels: daar was de markt bedacht en dus komt de markt daar terug.

Ik zou zeggen, kijk eens naar Amersfoort en leer ervan. Sluit de Slotlaan op donderdag en zaterdag gewoon af, zorg dat er weer meer marktlieden naar Zeist komen en laat het bruisen. Verkoop witte kool en ras-el-hanout, speklappen en lamskoteletjes, pannen en tajines, laat de talen van Zeist er weerklinken en maak het tot een belevenis waar je graag komt. 

Beste gemeente, doe eens gek, omarm het leven en niet de regels. Zeist is multicultureel, zit vol met commercieel talent en plezier. Schep daar de ruimte voor. Het kon in de winter, het kan natuurlijk ook in alle overige maanden.

(*) Ook gepubliceerd op https://www.zeistermagazine.nl/spiegelvandecultuurdemarkt

Zeist in Zuid-Frankrijk (*)

Je kunt denken ‘waarom begint een verhaal over Zeist in Zuid-Frankrijk?’, en toch begin ik daar gewoon. Langzaam zal duidelijk zijn waarom. Hier gaan we dus.

Ik ben dol op Frankrijk en dan met name de Var, helemaal diep in het zuiden. Het weer, de sfeer en de mensen. Het is allemaal naar mijn zin. Minder naar mijn zin was het bericht een paar jaar geleden dat alle platanen op de Cours Mirabeau in Aix-en-Provence gesloopt waren. Ik wreef in mijn ogen en las het bericht nog eens. Het was waar. Wat een barbarij! Hoe vaak had ik daar al gelopen? De drukte op de terrassen, het verkeer om je heen, mensen kijken met een goed glas wijn en dat alles onder de schaduw van die prachtige bomen.

Ook dit jaar waren weer wij in Aix. Een dagje naar een van de fijnste steden in het zuiden, beetje winkelen en wat eten. Natuurlijk was ik benieuwd naar de hoofdstraat. Hoe zou die eruitzien zonder de grote platanen? Een kale boel natuurlijk, dat kon niet anders.

En dat was het: een kale boel. Maar niet alleen waren de oude bomen vervangen door nieuwe (beetje ielig) maar al het autoverkeer rondom de hoofdstraat was verdwenen. De Cours Mirabeau was geheel autovrij. En in plaats van alle drukte, heerste er een grote rust. Zelfs geen herrie in de verte. Rust. Wandelende mensen, oud en jong, alleen en hele families. Aan de overkant van alle cafés stonden marktkramen. Daar kon je van alles kopen. Van oorbellen tot aan lokale honing, worst, kaas et cetera. Het was een levendigheid van jewelste zonder de herrie op de achtergrond.

Ik vroeg aan lokale ondernemers wat zij ervan vonden. Nou, toen het werd aangekondigd waren zij tegen, maar nu het eenmaal zo was, was het prima. Geen Euro minder omzet. Integendeel, het leek wel alsof de mensen meer rust hadden en dus langer bleven zitten op het terras. De auto’s en de drukte werden niet gemist.

We hadden een fijne dag in een mooie stad. En nu naar Zeist.

Jaren geleden had de gemeente Zeist opeens allerlei plannen met het verkeer en de verkeersstromen. Zoals we allemaal hebben meegemaakt is de Slotlaan heel vaak overhoopgehaald om uiteindelijk te worden wat het nu is. Een wat onoverzichtelijke hoofdstraat, waarin niet altijd duidelijk is wat een fietspad is en wat niet. Een hoofdstraat ook waar onwaarschijnlijk veel dubbel wordt geparkeerd. Als er ooit een wedstrijd wordt uitgeschreven voor meeste uren dubbel parkeren dan gooit Zeist hoge ogen om te winnen.

Afijn, een van de plannen was het autovrij maken van de Slotlaan. Ik was tegen. De gemeente moet alles doen om de lokale middenstand te steunen en in mijn overtuiging hielp het voor de deur kunnen parkeren daaraan mee. Verkeer leek mij dus noodzakelijk. En het liefst met alleen maar blauwe zones. Ik was mordicus tegen, geheel gebaseerd op een mening en zeker niet op een visie.

En in Aix-en-Provence viel opeens alles op zijn plaats. Het kan dus gewoon. Een van de belangrijkste straten geheel autovrij maken. En het mooie is dat als je dat goed doet, de lokale middenstand er baat bij heeft. Dat de bewoners veel relaxter kunnen winkelen en genieten van een terras, omdat er veel meer ruimte is opeens. Deze zomer ben ik dus geheel van mening veranderd: maak de Slotlaan in Zeist autovrij.

Kan dat dan zomaar, de Slotlaan autovrij maken? Nee, zeker niet. Niet zomaar. Kijk maar naar Aix. Er moet worden geïnvesteerd in de totale omgeving. Het moet mooi en aantrekkelijk worden gemaakt. Mooie lichte materialen gebruiken, een logische indeling maken. Een aantrekkelijke ruimte waarin mensen zich kunnen bewegen zonder gevaar voor eigen leven. Waar je even kunt zitten, waar ruimte is voor terrassen. Waar het, ouderwets verwoord, goed toeven is. Dat vraagt om durf en het kost geld. 

Nu zul je denken: maar Zeist is geen Aix. Nee, dat klopt. Maar Aix is niet de enige stad waar hoofdstraten autovrij zijn gemaakt. Het kan en het voelt fijn aan. En uiteindelijk is dat wat telt, voel je je welkom en op je gemak. Is het gezellig? Is het divers genoeg voor iedereen? En kun je iets bieden wat internet absoluut niet kan bieden: een fijne ervaring?

Ondanks alle ophef en verontwaardiging in Aix blijkt het resultaat prima. Als wandelaar voel je je welkom en de terrassen zitten vol, in alle rust. De Cours is een statige boulevard waar kwaliteit zichtbaar is.

Nu nog wat groei in de bomen en het is helemaal perfect.

(*) Ook gepubliceerd op https://www.zeistermagazine.nl op 14 december 2022

Aix-en-Provence: tegenvaller?

Vanuit ons dorp rij ik eigenlijk altijd naar Marseille als ik een echte stad wil bezoeken. Marseille is spannend en verrassend. Stoer, ruig en een tikkie onverwacht. Het klopt net niet helemaal, het is rommelig. Op iedere hoek is er weer iets nieuws te beleven. Top. Dus waarom zou ik naar Aix willen?

Tja, geen idee en toch reed ik de stad in afgelopen zomer. Ik parkeerde de auto ergens langs de ringweg en we liepen de stad in. Op de foto zie je Rue Pierre et Marie Curie. Als je die uitloopt loop je zo het centrum in. Echt ver is het nooit en in een middag kun je heel veel zien en doen.

Waarom naar Aix? Want dat is toch een wat saaie stad zonder al teveel opwinding? Aangeharkt. Het Den Haag van zuid Frankrijk. Zeker. Maar er is meer.

Aix is anders. Aix is gebouwd met het oog op rust, met in gedachte dat de mens niet van verrassingen houdt, maar van regelmaat, voorspelbaarheid. De straten achter de Cours Mirabeau lijken op elkaar. De winkelpuien lijken op elkaar. De pleintjes, ze lijken op elkaar. En inderdaad als je de stad inloopt dan overvalt je rust. Zelfs als het druk is is dat zo.

De kleuren van de Rue Curie zijn de verschillende tinten bruin die Aix tot Aix maken. Precies wat ik bedoel.

De reden om Aix te bezoeken is simpel: het is een heerlijke stad. En dat moet je niet direct naar de Cours Mirabeau gaan om daar bij de twee jongens wat te gaan drinken. Heel eerlijk: het is een toeristenval van jewelste. Niet doen dus. Blijf achter de Cours als je in de stad wilt zijn. Veel fijne winkeltjes maar evenzoveel fijne café’s en restaurants. Wij hebben bijvoorbeeld ’s avonds pizza gegeten bij drie jonge kerels die puur biologische ingrediënten gebruikten. Ergens op de hoek van een straatje. In alle rust.

En dan nog een ding dat opmerkelijk is aan Aix. Aix is de stad van Cézanne, er is zelfs een route door de stad aangelegd. Maar om iets van Cézanne op te pikken moet je een end lopen, buiten het centrum, heuvelopwaarts naar zijn oude atelier. Er is geen groot museum voor deze grote schilder. En dan is ook dat atelier indrukwekkend klein. Mooi maar klein. En druk.

Als ik het voor het zeggen had in Aix zou ik een mooi museum hebben opgericht met de Sainte-Victoire heel dichtbij en zeer zichtbaar aan de wand. Zoals Nice een mooi museum voor Chagall heeft. Maar het is er niet! Opmerkelijk, zeker. Erg? Nee niet echt.

Valt Aix ergens in tegen, echt tegen? Integendeel. Als een vis in het water voel ik me er. Juist de rust en de sfeer zijn aantrekkelijk. De combinatie van winkels met extreme rijkdom en de gewone winkels door elkaar heen is heel prettig. Je voelt dat er een heel rijk deel van de bevolking is, maar men doet er niet druk over. Het is zoals het is. Relax. Dus ik kan met mijn zoon een juwelier in met horloges van een paar ton, terwijl mijn vrouw winkelt bij ‘gewone’ kledingzaken, even later staan we een nieuw iphone-hoesje te kopen in een scharrig winkeltje. Het loopt allemaal door elkaar, maar alles blijft op elkaar lijken. Wat gereserveerd, vormelijk, tikkie hautain wellicht. Waar Marseille je aan je haren naar binnentrekt, blijft Aix als een heer beleefd en wat op afstand. Je moet dit tot je door laten dringen, dit gevoel, deze ervaring.

Een mooie dag: zorg dat je er rond een uur of 12 bent, reserveer een tijdslot bij het atelier van Cézanne, bezoek dat (duurt minder dan een uur) en wandel terug naar de stad. Bezoek nog een museum of ga drinken op een klein pleintje en winkel wat. Doe een apéro met wat nootjes en ga later eten in een van de vele kleine straatjes. En als je denkt ‘zullen we hier gaan zitten’, loop dan nog even twee straten door. Daar zit het echt leuke restaurant.

Een voorstel voor een mooie dag dus. Maar heel eerlijk: iedere andere indeling is ook prima. Als je maar geniet.

Herfst in de Var, fantastisch.

Zo rond medio oktober stopt ons dorp diep in de Var met leven. Althans, zo lijkt het. De markt op zaterdag is minder uitgebreid, louter etenswaar nog en natuurlijk wel de knappe française met jurkjes. C’est tout. Het uitgebreide terras van Bar Le Central is leeg, stoelen en tafels staan opgetast. De deuren van de winkels zijn dicht om de warmte binnen te houden. En alleen als het een beetje lekker is, zitten de bewoners op een terrasje koffie te drinken en te kletsen.

Waar het leven in de zomer naar buiten is gericht, keert men zich nu naar binnen.

Als ik ’s morgens vroeg wakker word dan is dat van het geknal van de jacht en de geur van brandend hout. De frisse kou komt tussen de luiken door de slaapkamer in en de vloer is koud. Eenmaal gedoucht pak ik een espresso en terwijl ik dat doe open ik het raam van de keuken. Mijn uitzicht is zoals boven: in de verte ligt Salernes, verscholen in de ochtendmist. Na de koffie loop ik naar het dorp, zo’n anderhalve kilometer bergafwaarts. De geuren zijn formidabel, overweldigend. De natte aarde ruik je volop, een heerlijke herfstgeur waarbij ik alleen maar kan denken aan goede truffels en goede wijn. Terroir.

Het dorp inlopend voel je de rust van het gewone leven. Even Seb van de lokale pizzeria gedag zeggen en door. Geen toeristen, geen drukte, geen volle parkeerplaatsen. Alles straalt rust uit.

In de lokale supermarkt ligt een herfstassortiment: bloedworst, pompoenen, marrons, Beaujolais nouveau in november. Alles ademt rust uit, bedachtzaamheid bijna. Alsof na de drukte van de zomer men weer tijd heeft om te aarden in de eigen omgeving, in het eigen leven. En dat voel je aan alles. De gesprekjes op het terras worden anders. De wijnoogst is binnen, de truffelman is weer met zijn hond op zoek naar truffels, bij de krantenmevrouw is alleen nog de Var Matin verkrijgbaar. De wereld is gekrompen tot waar het echt om gaat in het leven: het geluk op de vierkante meter.

Voor mij is de herfst het mooiste seizoen, een seizoen van compleet geluk. Als het droog is en de temperatuur ok, dan kun je me aan het eind van de middag vinden aan het zwembad met een glas whisky en een mooie sigaar. Uitkijkend over de bergen en in stilte, in mezelf gekeerd. Daar op die berg valt alles samen wat ertoe doet. Gezin warm en gezellig binnen, die vinden het te koud, en ik in het land waar ik me het meest op mijn gemak voel met de natuur die verkleurt tot een palet zoals mensen het niet kunnen maken.

Hier kan de zomer niet tegenop.

Frankrijk van een afstand: je weet wat je mist

Liberté, Egalité, Fraternité: ook in Carcès.

Al een tijd ben ik niet in Frankrijk geweest. Lang, te lang naar mijn zin. Ik heb mijn verjaardag nog gevierd in Carcès en media augustus was ik weer in Nederland. Eigenlijk maar twee maanden geleden, maar het voelt als een eeuwigheid. Begin november zal ik in ieder geval even de Auchan in Roncq aandoen. Maar dat is het dan ook.

Frankrijk is nooit uit mijn gedachten. Als het herfstig wordt heb ik heimwee naar Parijs en als de bomen verkleuren heb ik heimwee naar de velden en bossen in de Var. De geuren, kleuren en het licht.

Ik probeer ook wat objectiever te kijken naar Frankrijk. Waarom is mijn verlangen altijd zo groot en waarom gaat dat verlangen uit naar Frankrijk? Je kunt zeggen: pure gewenning! Ik kom immers al twintig jaar in hetzelfde dorp waar ik iedere steen en stoeptegel ken.

Maar dat klopt niet helemaal. Ik ben ooit verliefd geworden op Frankrijk zonder al die jaren achter me. Waarop dan precies? Ik ga een poging wagen aan de hand van een aantal herinneringen.

De Provence, Var

Hier bracht ik niet zozeer mijn eerste franse vakanties door, maar mijn herinneringen zijn wel heel scherp. We reden naar het zuiden en opeens veranderde het landschap. Het werd droger, heter en zonniger. De Autoroute du Soleil werd op een zeker moment omzoomd door palmen en bomen die je in het zuiden ziet. We gingen van de snelweg af bij Saint-Maximin-la-Sainte-Baume. Daar had ik op de camping een plek gereserveerd. Twee weken stonden we in een naar kruiden geurend veld met bomen. De hitte was zwaar maar heerlijk. Twee veel te kleine stoeltjes en zo’n campinggas-stelletje waarop ik koffie zette.

Honderden kilometers reden we door de Var. Naar zee, naar Nice, naar het noorden, overal. Het landschap vond ik prachtig en de mensen nog meer. Vriendelijk, heel eenvoudig en gastvrij. Ik kocht in de lokale supermarkt blikken couscous: twee blikken op elkaar, een met de groenten en een met de couscous zelf. Op één pitje kon ik zo een heerlijke maaltijd maken. Die supermarkt liep overigens over van allerlei lekker dingen. Wijnen, charcuterie, cassoulet in blik met onverwacht bleke worstjes en natuurlijk altijd topbrood met heerlijke kaas. De interne mens kwam geweldig aan zijn trekken.

Maar er was meer. Ik kwam er in de Var achter dat Frankrijk een samenleving is die geschraagd is op waarden. Niet op efficiëntie of functionele logica, maar op waarden. Het is niet voor niets dat op ieder Hôtel de Ville en op iedere gevel van scholen, de waarden opgesomd staan: Liberté, Égalité, Fraternité. En ja, we weten inmiddels dat niet iedereen gelijk wordt behandeld, maar het streven is er wel naar. De Var is ook een waardensamenleving: de historie, in toenemende mate de aandacht voor de oude taal en het altijd teruggrijpen op wat mensen bindt. De bodem, de geschiedenis en de afkeer van Parijs. Zo ongeveer. Als een van de waarden gelijkheid is, dan vertaalt zich dat in het feit dat iedereen in dezelfde rij staat om iets voor elkaar te krijgen. Vroeger bij het postkantoor en overheidsdiensten, tegenwoordig online (als het überhaupt al online is).

De basis is de overtuiging dat iedereen onderdeel is van hetzelfde volk, hetzelfde land en dat zullen we weten ook. Discussies gaan over politiek, sport, maar ook over overtuigingen. Vanuit welke waarden doen we de dingen? Daarmee is rationaliteit ver te zoeken. De elektricien kan wel drie keer langskomen met het verkeerde relais, maar dat is geen probleem. We praten gezellig verder bij een glas wijn over de wereld en omstreken. De intenties zijn goed, de uitvoering wat minder maar die is ook minder belangrijk.

In mijn twintig jaar de Var leerde ik dit kennen in de gesprekken met de mensen in het dorp. Men denkt anders dan wij hier in Nederland. Anders en voor mij prettiger. Er zit een soort stoere overtuiging en overlevingsdrift in de fransen. Maar er is meer.

Bretagne

Dat koppige, vasthoudende had ik al veel eerder ontmoet in Bretagne. In het noorden, Morlaix, Carantec, camping Les Mouettes. In het zuiden bij Carnac. Daar leerde ik de Bretonnen kennen. Op het eerste gezicht stugge lui tot je moeite doet en ze jou wat leren kennen. Dan gaan de deuren open en dan drink je samen wat in het café. De geschiedenis is onderdeel van het dagelijkse leven. Een eigen taal, een eigen stugge volhardende volksaard, een ruige natuur en ruig weer. Ik dacht toen dat die geaardheid, het geaard zijn, typisch Bretons was. Dat bleek dus niet zo te zijn.

Wat ik in Bretagne heb leren kennen, naast de mensen, zijn ook whisky en Gitanes. Mooie tijden.

De Bourgogne

De koude nachten in een tentje in Meursault, waar je voor een habbekrats in de campingwinkel top Meursault kon kopen voor weinig! Als gisteren. Het prachtige landschap met al die dorpjes waar eigenlijk nooit veel te doen is. Waar de mensen hard werken om de beste wijnen ter wereld te produceren. Ook hier de supermarkten met een assortiment dat je in Nederland nooit zal tegenkomen. Maar ook hier die koppigheid over het uitzonderlijke van de eigen grond, de eigen terroir. De trots op de afkomst en de manier waarop men al sinds lang op dezelfde manier met dezelfde liefde wijn maakt. Waarbij dat laatste helemaal niet waar is natuurlijk. Er staan nu grote RVS-vaten waarin de wijn langzaam tot wasdom komt en de wijnproductie is gerationaliseerd.

Ook hier dacht ik dat dat zelfbewustzijn vooral de Bourgogne gold. De beste wijn, het mooiste landschap, het beste eten et cetera. Maar ook hier was meer aan de hand.

Frankrijk buiten Parijs.

Buiten Parijs (Parijs kom ik zo op terug) is Frankrijk ruraal. Men leeft in, met en van de natuur. Of het nu om wijnbouw gaat, of het gaat om de kazen van de Savoye of een lokale worst of zelfs de vraag waar je eigenlijk de beste Cassoulet kunt eten: de binding tussen mens en natuur is altijd aanwezig. Ge-aard is men. Dat zie je overigens in meer rurale samenlevingen. Wat er in Frankrijk bijkomt is een aantal diepgewortelde waarden: vrijheid, gelijkheid, broederschap en laïcité. Wat mij opvalt in de gesprekken over politiek of over het milieu dat Fransen nooit rationeel kijken. Nooit vanuit de vraag wat bijvoorbeeld economisch de beste keuze is, of welke keuze het meeste geld oplevert. Bijzaken zijn dat. Waar het om gaat is of de dingen die gebeuren congruent zijn met de gedeelde waarden. Als Macron iets doet wat niet bevalt dan ziet men allereerst een rijke man die zich verheven voelt boven le peuple. En fransen zijn niet peuples maar actieve citoyens, actieve burgers, die hetzelfde willen worden behandeld. Vanuit de gedeelde waarden.

Het leven met de natuur is altijd onzeker. Een slechte winter en voorjaar en je oogst is kapot. De droogte van de afgelopen zomer zag men met lede ogen aan. En, of beter, maar er is altijd die gedeelde laag. We zijn Fransen met een hoofdletter en wij doen de dingen niet alleen beter maar we delen ook basiswaarden. Er zijn meer chauvinistische samenlevingen, Frankrijk voegt daar die universele waarden aan toe.

Parijs

En dan is er nog Parijs. De navel van Frankrijk, de plek waar al het gezag zich bevindt, waar de mensen de rest van de wereld beschouwen als achterlijk platteland, waar men mooi, hip, BCBG, gevat en grootsteeds wil zijn. Parijs is een universum op zich waarin men werkelijk niet snapt wat de rest van Frankrijk wil. Je ziet het in de krant als je hier in Nederland leest over Frankrijk. Er is een regering en er is een Président die macht heeft. Die, vanuit Parijs, uitmaakt wat er 800 kilometer verderop in Carcès gebeurt. Carcès, waar de pinautomaat het ‘apparaat van Macron’ wordt genoemd. De rest van Frankrijk lijkt niet op de Parijzenaar dus al die waarden gelden niet voor de rest, niet voor de boeren.

Frankrijk van een afstand

Je ziet het beter als je er niet bent, denk ik wel eens. Ik denk met heimwee aan mijn dorp en mijn terras. De chef die ’s avonds om half twaalf toch even een maaltijd voor je maakt, gewoon omdat je trek hebt en lang in de file hebt gestaan. Waar de burgemeester je horloge repareert want dat doe je nou eenmaal en graag ook kosteloos. Want ja, jij bent jij en je horloge is een Lip! Frans dus.

Het kleine en het knusse, maar ook het bedreigde van een dorp in de verarmde Var. Dat is aantrekkelijk. Dat gaat over gelijkgestemden die gewoon een mooi leven willen hebben. Gelijkgestemd maar ook gewoon gelijk en gebroederlijk op het terras. En de pastoor drinkt een glas mee, zolang hij zich maar niet bemoeit met de politiek maar alleen met de ziel. De terroir van een dorp.

Parijs is de stad waar ik heimwee naar heb juist omdat het een eiland is in Frankrijk. Ook, net als de rest, daar geen ratio maar de geest en de ziel. Parijs is filosofie, kunst, verliefdheid, politiek. Parijs is ’s morgens om zeven uur opstaan om de stad wakker te zien worden.

Frankrijk van een afstand is een verlangen naar alles wat ik ken en alles wat ik nog niet ken van het land en de mensen. Als ik er niet ben voel ik het, als ik er ben zie ik het een stuk minder scherp.

Een leven zonder Twitter

Voor mij ondenkbaar, een leven zonder Twitter. 2700 volgers en ik volgde zo’n 2000 mensen. Met heel veel plezier en ook goed contact. Een bubble van fatsoen en wederzijds respect. Een leven zonder Twitter? Ondenkbaar. En toch is het zo en het is mij overkomen. In een tweet heb ik The Black Knight uit Monty Python and the Holy Grail geciteerd en dat citaat is door het algoritme geïnterpreteerd als doodsbedreiging. Een citaat dus, maar ik had inderdaad geen aanhalingstekens gebruikt. Onnozel volgens mijn zonen. En de Black Knight kon, na verlies van armen en benen, niet meer anders doen dan verbaal King Arthur van alles toevoegen.

Dom van me? Wellicht. Verder was ik op twitter wel heel duidelijk maar altijd voorkomend.

Afijn: toen ik op een ochtend twitter opende stond daar dus opeens de mededeling dat ik een permanente ban aan de broek heb.

Minder twitter

Nu dacht ik er al over na om te minderen. Ik twitterde wel redelijk veel en ik opende twitter op ieder dood moment van de dag. Vaak legde ik ‘s avonds mijn mobiel weg om niet in de verleiding te komen. Al met al had ik veel interactie met de mensen die ik volgde (ongeveer 2000) en door wie ik gevolgd werd (zo’n 2500). Levendig, leuk, interessant, scherp et cetera. Met sommigen had ik heel veel contact. Dat leidde er toe dat ik heel veel online was.

Daarmee werd ik ook altijd in discussies getrokken, of beter nog: bemoeide ik me met discussies over onderwerpen die mij aan het hart gaan. Politiek, milieu, diversiteit, identiteitsdenken et cetera. De discussies waren altijd scherp op de inhoud maar ook vaak polariserend. Mijn blik op de wereld werd er een waarin we tegenover elkaar staan en nauwelijks nog tot elkaar te brengen zijn.

Twitter was voor mij kortom een grimmig platform waar ik heel veel plezier had met anderen. Leuke en vaak lieve anderen.

Nog voor ik zelf kon besluiten met tijdelijk te verwijderen, gewoon om weer een normale blik op de wereld te krijgen, is dat besluit voor me genomen.

Geen twitter

Het effect was primair ongeloof. Ik? Ik eraf gegooid terwijl ik zovelen zoveel haat zie spuwen? Huh? Maar nu ik me er eenmaal bij heb neergelegd is het effect een ander: rust en overzicht. Nieuws komt tot mij via journaal en krant, discussies volg ik op de radio en in alle stilte vorm ik een mening. Zeker mis ik de mensen met wie ik contact had. Een aantal heb ik een appje of mailtje gestuurd met de mededeling. Soit, dat was het.

Als ik feitelijk kijk wat het effect is zie ik dat mijn schermtijd op mijn iPhone met 60% gedaald is ten opzichte van vorige week. Ik zat bijna 12 jaar op twitter met meer dan 70.000 tweets. Stel dat ik inclusief lezen en scrollen per tweet zo’n 3 minuten per keer bezig was telt dat op tot iets minder dan een uur per dag op twitter (48 minuten). Gemiddeld. Iedere dag. Dat heet een verslaving.

Gedwongen of niet: het is goed om objectief te kijken naar je gedrag en je af te vragen of dit is wat je wil. Algoritmen zijn verslavend, contact met anderen ook en gehoord of opgemerkt worden in de drukte op twitter ook. Als je er eenmaal aan begint wil je meer en meer. Dat is ook wat ik nu voel, afgesloten zijn van een grote gemeenschap. De deur zit dicht en je mag de club niet meer in. Sorry, je pasje is verlopen.

Dus los van de rust die ik ervaar, ervaar ik ook die rusteloosheid. Met de dagen wordt die overigen minder en minder. De rust neemt de overhand. En ik heb meer tijd om te lezen!

Gevangen in algoritmes

Waar ik ook over nadenk is het binaire karakter van het algoritme. Ik heb bezwaar aangetekend omdat het een citaat betreft, maar zoals het thuisfront mij vertelde: algoritmes kennen Monty Python niet. Op mijn reclameren krijg ik dan ook geen antwoord. Talk to the cloud.

En nu is dit futiel, zonder echte gevolgen, maar overgeleverd zijn aan een algoritme (zonder humor of relativering) voelt “uncanny”. Dit is dus in het miniatuur waar heel veel van het ongenoegen in de wereld om draait. Geautomatiseerde systemen die op jou gedrag reageren zonder echte warme interactie. Bij Little Britain had je ooit een scene waarin mensen wat wilden, iemand dat intypte en dan als antwoord gaf ‘computer says no’. Dat is het onbehagen dat ik ook voel.

Los van het persoonlijke zie ik ook een meer zakelijke dimensie: zorg ervoor dat interactie met mensen ook altijd menselijk is en blijft. Schrijf je algoritme zo dat als iemand voor de tweede keer reclameert die persoon te maken krijgt met echte mensen. Haal het ongemakkelijke eruit zeker als het om zaken van belang gaat. Nu is dat bij mij minder het geval, maar wat zou ik graag met iemand van twitter van gedachten willen wisselen. Onmogelijk, computer says no.

Mensen zijn duurder in iedere interactie dan apparaten en techniek. In geld uitgedruk duurder. In relationeel opzicht zijn zij veel goedkopen, efficiënter en effectiever. Het is maar waar je voor kiest.

Hoe moet ik nu in Godesnaam verder?

Tja, verder leven zonder twitter. Heel eerlijk: ik heb nog iedere ochtend de reflex om twitter te openen. Dan zie ik de boodschap dat ik permanent verbannen ben en land ik weer op de aarde. Ik wandel naar de brievenbus, pak de papieren krant en ga ontbijten. Ik heb op dat moment weinig voorkennis over de stand van zaken in de wereld en dat voelt heel ouderwets aan.

Heb ik er last van? Jazeker. Ik mis dus bepaalde mensen, ik mis bepaalde discussies, ik mis mijn dagelijkse woordje.be wedstrijd, et cetera. Ik mis ook alle ophef over van alles. Dat heeft overigens twee kanten: ik mis de ophef op zich (waar maken we ons druk om) en ik mis ook mijn eigen opwinding daarover. Het leven voelt minder hyperig en hijgerig aan. Oh, en ik mis een platform voor mijn blogactiviteiten.

Ik ga dus nu twitterloos door het leven en het voelt ook als een beetje vakantie. Nu de rest van social nog? Zou het?