
Gevraagd naar mijn paradijs in de Var kan ik altijd heel kort zijn. Dat is ‘Le Sommet’ boven op een heuvel in een klein dorpje tussen Sainte-Maxime en het Lac de Sainte-Croix in. Tussen zout en zoet water, tussen de drukte en de rust, tussen massatoerisme en luierende Fransen in.
Mijn paradijs bestaat ook uit iedere dag dezelfde routine. Beetje vroeg opstaan, samen met de jongste zoon naar het dorp wandelen, naar de bakker en het café (espresso en een Cacolac) en een kaarsje branden in de kerk. Dat laatste schijnt ook te werken als je er niet in gelooft. Gratis tip dus.
Mijn paradijs is dan weer kletsend terugwandelen, even vriend Seb van het restaurant groeten en zien of het gezin verder ook wakker is. Dat laatste is niet altijd het geval. En dan ongegeneerd lang ontbijten.
Maar ja. Mijn versie van het paradijs kent ook zijn grenzen. Iedere dag hetzelfde trekt mijn gezin helemaal niet en zo wordt er altijd weer iets bedacht om te doen. Kanovaren op de Argens, boomklimmen in Flassans, kilometers wandelen naar het Lac de Carcès, ga maar door. Als het maar fysiek inspannend is dan is het goed.
Een stukje België in de Var.

Zelf ben ik meer van het lezen over dingen. In mijn hoofd zit genoeg ruimte om op die manier van alles mee te maken. Zo las ik op een zeker moment over een stukje België in de Var. Althans, tot 1971, want toen werd dat stukje verkocht aan de Franse staat. Het was tot dat moment privébezit van een Belgische familie. Het ging om een eiland waar menigeen heerlijke zomers doorbracht. Zo kwam de schrijver Georges Simenon, van Inspecteur Maigret, er geregeld. Een prachteiland: Îles d’Hyères, Porquerolles.
In alle 17 jaar in de Var waren we daar nog nooit geweest. Dus toen ik het vertelde, tijdens het ontbijt waarschijnlijk, was het al snel beklonken. We gingen naar Porquerolles! Moest ik mijn eigen paradijsje toch verlaten.
Haventjes in Marokko.
We vertrokken voor ons doen vroeg, zo rond half negen. Ik vind rijden in de Var heerlijk. Raampje open voor de geur, Yannick Noah of Zaz op de radio en karren maar. Het is een klein uurtje rijden naar Toulon waar we wel geregeld komen. Een arme stad, maar helemaal prima. De haven is leuk en je kunt er lekker eten. Nu gingen we echter een iets andere kant op, het presqu’île de Giens. Daar waren we al een keer geweest en ik was er niet van onder de indruk. Een rommeltje, vergane glorie. Maar je moet er nu eenmaal overheen om uit te komen bij de Tour Fondue, de aanlegplaats van de boot naar Porquerolles.
En daar begon onze echte reis. Klein is het er, met een parkeerplaats en een winkeltje en een luie haven. Dit deed me direct denken aan haventjes in Marokko. Dezelfde warme luie sfeer, dezelfde weldadigheid. Ik was om. Hoe had ik me zo kunnen vergissen? Ik had eerder gewoon niet goed gekeken. Wat wel vaker het geval is overigens. Het is mooi om te merken hoe een gewoon ritje om kan slaan in een vakantierit waar opeens al je zintuigen open staan.

Fiets huren.
Je stapt op de boot en zoals het altijd is; dat voelt altijd als echt vakantie. Het is maar twintig minuten varen en als het meezit, en het zit meestal mee in de Var, is de lucht prachtig blauw en ben je geheel gelukkig. Dat geluk wordt alleen maar groter als je eenmaal aankomt; eenzelfde lui haventje. En het grote voordeel van Porquerolles is dat er heel weinig auto’s zijn. Mijn advies is dan ook op je dooie gemak de aanlegkade af te lopen en direct fietsen te huren. Maakt niet zoveel uit bij wie, aanbod genoeg. Je krijgt een kaartje van het eiland en je kunt vertrekken. Wat drinken in de haven en op pad. Wat mij direct het meest opviel was de geur. Je ruikt de zee en je ruikt de kruidige droogte van het eiland.
Je kunt nu drie kanten op. Je kunt aan de noordkant blijven door naar links of rechts te gaan. Routes van slechts een paar kilometer overigens. Het eiland is niet groot en er zijn geen bergen. Alles is op de fiets te doen. Wij besloten naar het zuiden te fietsen en daar ook te gaan wandelen. Naar het zuiden dus met aan de overkant ligt Afrika. Een mooi idee.
De rust.
Wat is dit een prachtig eiland. Ik kon mijn thuisversie van een paradijs direct aanvullen. We waren er in oktober en dat betekent dat het niet heel druk is. Je kunt overal op je gemak komen, op de terrassen is altijd plek en als je gaat wandelen wandel je in een diepe rust. ’s Zomers is dat anders. Je moet gaan wanneer het je het best bevalt.
Wat maakt Porquerolles nou zo paradijselijk? Natuurlijk de rust en de sfeer. Als je de haven uit fietst dan migreer je van een mediterrane naar een bijna Engels aandoende sfeer. Laantjes met lage muurtjes waarachter prachtige huizen liggen omringd door groen. In het dorpje is het weer traditioneel Frans.
Een dorpspleintje met restaurants, bankjes met opa’s en oma’s die in de schaduw van bomen toezicht houden op hun kleinkinderen en voldoende aanbod om wat te drinken.
Alles straalt rust uit.
Als je zoals wij deden naar het zuiden fietst dan rij je door een prachtige natuur. Lange lanen met bomen die door de wind scheef zijn gewaaid. Lommerrijk, geurend, Frans. De paden zijn zanderig maar prima te doen.
Na zo’n twee kilometer fietsen kom je aan bij de zuidkant van het eiland. Daar is de Rocher de la Croix. Een wandelgebied hoog boven de zee. Je parkeert je fiets en loop vanaf daar omhoog, steeds verder. Je moet het pad aanhouden richting de Cap d’Arme, zo’n 300 meter verderop. Hier moet je vooral naar toe als je lekker kunt wandelen en geen last hebt van de hitte. Het is een flinke klim maar het is zeer lonend. Eenmaal boven aangekomen heb je een prachtig uitzocht op de Middellandse Zee en op de rotsen en calanques van het eiland. Prachtig! De krijsende meeuwen die in duikvlucht over het water scheren, in de diepte de golfslag, de geur van de zee, de zon op je hoofd. Hier komt alles bij elkaar wat Frankrijk zo mooi maakt. Zonder massatoerisme, zonder strandtenten met bedjes. Eigenlijk is hier niets en daarmee alles.

Loop op je gemak terug naar de fiets rij richting de Phare de Porquerolles. Een kort mooi ritje. De vuurtoren is overigens niet altijd open dus als je die wilt bezoeken moet je even opletten. Maar ook als die niet open is, is dit een mooie plek en een mooie rit en klim. En weer het volgende prachtuitzicht.
Terug naar de haven.

En na een paar uur fiets je meanderend over het eiland terug naar de haven. Je fietst door het bos, tussen allerlei platte veldjes door, langs mooie huizen, hier en daar de eeuwige Mehari van een vaste bewoner. Relaxte mensen die je gewoon groeten en je welkom laten voelen. Drink en eet wat op het pleintje van het dorp. Kijk naar de mensen die daar in de hitte verkoeling zoeken, bestel een diabolo Menthe en geniet. Wij zaten bij een heel relaxt café met heel aardige bediening maar ik kan me niet voorstellen dat de rest niet ook zo is.
Fietsen inleveren en hop weer op de boot. De zon op je kop, rozig van het fietsen en de sfeer en de warmte. Je kijkt om en je weet dat je terug zult komen, en dan voor meer dan één dag.
Wat is een paradijs?
Een paradijs is in de Var geen geloofskwestie in ieder geval. Het zijn die plekken waar je voelt dat alles klopt, dat niets te veel en niets te weinig is, waar je bijna onbewust bestaat in harmonie met mens en natuur. Porquerolles is een eiland waar dat zo is. Ik zeg er wel bij: ga in het najaar, hors saison! Pas als je weer terug in de auto zit weet je wat je mist.
Adressen:
Boot naar Porquerolles: opstappen bij LaTour Fondue aan het einde van het presqu’île de Giens;
Fietsen huren: kan direct in de haven. Kwaliteit is gelijkwaardig;
Eten: LÉtal du Boucher, 8 Place D’armes Ile de Porquerolles, 83400
Hotel (hebben wij nog niet gedaan maar dit kwam heel aangenaam over, dus de volgende keer): Hotel Villa Sainte-Anne, Place d’Armes Ile de Porquerolles, 83400
Must do volgende keer: Fort Saint Agathe
(*) Ook gepubliceerd in Côte & Provence Nazomer 2020