Laatst sprak ik met een collega die op vakantie was geweest in de Var, ergens in het Massif des Maures. Net na de grote branden. Er was heel veel van te zien maar waar hij zat niet eens. Hij had een huis gehuurd bij een fijn dorp, op rijafstand van de zee en voldoende te doen in de omgeving. Het dorp had ook voldoende te doen en te eten. Hij had kortom een prima vakantie gehad. “Jammer alleen van die arrogante Fransen. Heb ik zo’n hekel aan”, zei hij.
Dit hoor (niet alleen) ik veel vaker. Fransen zijn arrogant en nurks. Ik winkels word je genegeerd, je wordt bekeken alsof je van mars komt en ‘ze’ doen geen enkele poging je te verstaan.
Gek toch dat mijn ervaring zo volstrekt anders is. Oh, niet dat er geen eikels zijn in Frankrijk, want die zijn er. De verdeling van eikels is in ieder land ongeveer gelijk is mijn idee. Dus die zijn er.
Maar al die anderen dan?
Er wordt wel eens onderscheid gemaakt tussen Frankrijk en Parijs. In Parijs wonen de arroganten en in de rest van Frankrijk niet. Een onderscheid dat overigens ook door Fransen zelf wordt gemaakt.
Ik zie dat ook al niet. Ik herken wel de vooroordelen, maar ik ervaar het anders.
Om met Parijs te beginnen. Afgelopen weekeinde was ik er weer eens. En wat opvalt is bijvoorbeeld dat iedereen gewoon zijn Pass Sanitaire toont zonder gedoe en dat het bedienend personeel er lachend, bijna met gène om vraagt. Je babbelt wat in het Frans en alles is ok. We zaten op een terras op de Boulevard de Charonne en ik wilde afrekenen. De eigenaar kwam boos naar me toe en zei dat hij dat zeker niet ging doen. Ik vroeg waarom niet. Brede grijns: ‘omdat het leven en de dag te mooi zijn om nu al op te stappen. Bestel gewoon nog een biertje. Morgen is er weer een dag’. Zo gezegd, zo gedaan.
In winkels, het hotel, in de parken: relaxte mensen die heel relaxed met ons omgingen.
Dan de andere plek waar ik heel veel tijd doorbreng: de Var. Grotere armoede dan in Parijs, robuust volk van weinig woorden en weinig opsmuk. De gène zit daar volgens mij niet in de Pass Sanitaire, maar in iets veel algemeners. Het besef dat het allemaal niet zo denderend is qua leven, ondanks dat je heel hard werkt. Dat je niet de beste opleiding hebt kunnen genieten. En vooral de gène dat je geen woord over de grens spreekt. Die gène uit armoede herken ik uit mijn jeugd. Mijn buurt in Utrecht zat vol met trotse hard werkende arbeiders, maar tegenover de dokter of de hoofdmeester kromp men zienderogen en werd afwerend of onderdanig. Vreselijk als je er nu over denkt.
Dat is wat ik zie in mijn dorp in de Var. Maar ik heb het ook gezien in Bretagne in Erdeven, in Normandië op het platteland, in Les Landes en in Roubaix. Het is weten dat je leven klein is en er tegelijkertijd zeer trots op zijn.
Frankrijk is een waardegedreven land: Liberté, Égalité, Fraternité. Vanuit die waarden wordt trots geboren maar ook de achterstelling. Als je een appartement met uitzicht op de Eiffeltoren hebt, is de betekenis van die woorden anders dan wanneer je driehoog woont in twee kamers aan de Rue Maréchal Foch in Carcès. Maar iedereen denkt vanuit dezelfde waarden. Dat betekent dat de plaats die je inneemt in het leven en de maatschappij ook vanuit die waarden worden bekeken. Door jezelf en door anderen. Dus je bent vrij, je bent gelijk aan alle andere burgers én je leeft in broederschap. Hoe kan het dan dat je arm bent, of alleen Frans spreekt? En waarom behandelen anderen uit andere landen je niet als gelijke maar als bediende (bijvoorbeeld in een restaurant)? Je wordt met je neus op de feiten gedrukt.
Het mooiste voorbeeld van goed omgaan met de afkeer van onderdanigheid is de Parijse ouderwetse ober. Ooit zat ik vaak bij Le Cluny (inmiddels een pizzaketen). Daar had iedere ober zijn eigen ‘wijk’ en zorgde daar heel goed voor. Hij was de baas, hij bepaalde wanneer je werd bediend en of de bestelling snel kwam. Maar zijn beroep wist hij uitmuntend uit te oefenen. Beroepseer.
Zo heb ik al eens eerder geschreven over de beste elektriciën van ons dorp. Vriendelijke goede vent, maar nooit onderdanig. En dat liet hij ook voelen. Op zijn Frans.
Mijn overtuiging is dat als een volk collectief tegenvalt, zoals die collega beweerde, het gewoon aan jou ligt. En als het allemaal tegenvalt kun je je nog altijd verdiepen in dat volk, begrip krijgen voor het gedrag omdat je het begrijpt en gewoon vriendelijk zijn. Je krijgt er vriendelijkheid voor terug namelijk. Als je geniet van de natuur, de omgeving, het lekkere eten; geniet dan ook van de mens.
Het is allemaal niet zo moeilijk.