Met mijn zoon zit ik op het terras van Bar le Central. Comme d’habitude met een espresso en een Cacolac. En opeens zie ik Luc langslopen. Ik zeg tegen Sam ‘daar loopt Luc, onze oude elektricien’. Sam kent Luc niet en dat kan ook niet anders, want dat ‘oude’ slaat op jaren terug.
Waar ken ik Luc van?
Voor ik dat uitleg eerst even het feest der herkenning: werklieden in Frankrijk. We hebben alles meegemaakt. Zwembadaanleg door mensen voor wie, naar later bleek, het hun eerste zwembad was. Muurtjes net niet recht, tegeltjes net niet aansluitend, infinity-randen die scheef zijn zodat het water er maar in één hoek overheen loopt. Het verbouwen van het huis waar men op eigen houtje besluit een doorbraak om te bouwen tot een mooi rond poortje want dat past beter bij het huis. Frankrijk is een feestje én een grote zen-oefening. Kwaliteit en betrouwbaarheid zijn niet echt vast waarden.
Terug naar Luc. Luc is elektricien, zoals gezegd. Toen wij ooit in het dorp kwamen wonen moest er natuurlijk ook van allerlei elektra worden aangelegd. En na wat rondvragen kwam de naam van Luc naar boven. Dus Luc gebeld, afspraak gemaakt. Tot onze verbazing kwam hij niet alleen op de afgesproken dag maar zelfs op de afgesproken tijd. Een jonge vent met heldere blauwe ogen. Hij woonde in het dorp en had klanten in de hele regio.
We vertelden wat er moest gebeuren, hij nam een en ander op en kwam met een offerte. Het was ons al gezegd, hij was niet de goedkoopste. Mais bon.
Daarna liep alles zoals onze eerste afspraak. Luc belde vooraf wanneer hij kwam en wat er ging gebeuren. En dan kwam hij op tijd, deed wat was afgesproken en was op tijd klaar. Als hij vertrok werkte alles en hij liet nooit troep achter. Alles was top in orde. Luc bleek een onfranse vent te zijn.
Op een dag wilden wij verwarming voor het zwembad. Vooral in het voorjaar leek dat ons lekker. En hoe het is gebeurd kan ik niet meer voor de geest halen, maar de keuze viel niet op Luc maar op een ander die we weer via via kenden. Dat via via was een imker die soms het zwembad schoonmaakte. Een goede zachtaardige vent, maar een beetje een rommelkont. We hadden beter moeten weten.
De verwarming werd neergezet en aangelegd en alles werkte. Een week of twee. Toen bleek het mannetje niet van plan om er ook maar iets aan te doen. En onze ‘via via man’ kon ook niets betekenen. Helaas. Désolé. Toen hebben we met hangende pootjes Luc gebeld. Of hij wilde helpen.
Zijn antwoord was een duidelijk: ‘non!’
Wij hadden zelf gekozen voor een veel lagere kwaliteit en hij was niet op de wereld om de shit van anderen te herstellen. Dan hadden we maar bij hem moeten blijven. Niet goedkoop, wel betrouwbaar en heel veel zekerheid en service. We werden, heel terecht, afgeserveerd.
Daarna hebben we heel wat mannetjes voorbij zien komen. En steeds ging het hetzelfde. Aankomen, kijken, drie keer zuchten en ‘bof!’ zeggen. De volgende dag terugkomen met een verkeerd relais, weggaan, terugkomen met weer een verkeerd relais, ‘bof!’ zeggen, en uiteindelijk, na weken, de boel herstellen. Eenmaal een gesmolten elektrakast bij de zwembadpomp. Ach ja.
Inmiddels hebben we wel goede werklieden weten te vinden via een Nederlander die in de Var in het onderhoud van huizen zit. Als iemand niet op tijd is krijgt hij van hem geen klussen. Nederlandse aansturing en duidelijkheid dus.
De weg hier naartoe was een lange met slechts éen domme fout van onze kant. Als je in Frankrijk een goed iemand kent, blijf daarbij! Ga niet weg, ook niet als die goedkoper is. Kwaliteit is schaars en kost gewoon geld.
Als ik Luc zie lopen dan groeten we elkaar gewoon. Daar loopt een betrouwbaar mens, denk ik dan altijd.
Sinds het begin van mijn hyperintelligente lockdown hou ik de dagen bij. Met nummer en een korte aantekening in een dagboek. Aantekening variëren van ‘een blauwe hemel zonder vliegtuigen of condensstrepen’ tot aan ‘zin in vakantie’. Van alles dus.
Soms schrijf ik ook over hoe we met zijn allen omgaan met deze toestand. En ik ben oud genoeg om ouders te hebben die als jong volwassene de oorlog hebben meegemaakt en daarover wel eens spraken. Dat waren vijf jaren die nooit meer uit ons leven zijn verdwenen.
Het is nu niet eens een jaar maar het duurt wel lang. Ook naar mijn gevoel is het lang, hoewel ik me erop heb ingesteld. Ik werk thuis, ik doe voorzichtig boodschappen en ik hou afstand. Ik wil niet ziek worden maar ik moet er ook niet aan denken dat ik iemand anders ziek zou maken. En als gezin proberen we met elkaar ook goed op te letten.
Ik lees dus ook al 199 dagen kranten en kijk naar het nieuws. In het begin was het echt forse crisis. Alle seinen stonden op rood en de wereld werd een gesloten paviljoen met hoogst besmettelijke mensen. IC’s liepen vol en in mjin omgeving kwam al snel de eerste corona-dode. Dat had een enorme impact op mij en de mijnen.
Hoe anders is dat geworden in de loop der maanden. Er kwamen twijfels bij de aanpak. Twijfels die ik ook had maar ik kon mijn twijfels niet toetsen. Ik ontbeer eenvoudigweg de kennis om er een goed oordeel over te hebben. En dat is nog steeds zo. Ik heb dus geen oordeel.
Uit de twijfel rezen mensen die minder terughoudend in hun eigen beperkingen zijn dan ik. Mensen die opeens alles wisten. Meestal ook tegendraads op het RIVM en de regering. Mensen met de blik van mensen zonder verstand maar met een sterke overtuiging. Mensen waardoor het mij kil om het hart werd. Dansleraren, statistici, orthomoleculair kwakzalvers: een heel Narrenschip vol.
Deze mensen kregen tractie. Ze kregen aandacht in alle talkshows en zij konden hun verhaal doen zonder stevig tegengas. Opeens waren ze er en gingen niet meer weg.
Mensen gingen de straat op om te demonstreren tegen de dictatuur en gingen daarna weer naar huis. Niet doorhebbend dat zij in een dictatuur waarschijnlijk zouden zijn verdwenen.
En dan nu, na zoveel lange maanden wachten op een vaccin is daar opeens een groep BN’ers die oproept zelf wel te bepalen wat we moeten doen. En hun pay off is ‘Free the People’. Waarbij zij dat fonetisch uitspreken als ‘frie de piepel’ want een opleiding is niet bij iedereen blijven hangen.
Ik ga er verder niet op in omdat iedere aandacht teveel eer is. Wat wel zo is, is dat ik merk dat ik nauwelijks nog verbaasd ben hierover. En dat is verontrustend. Dat door alle gekken met zendtijd, ik de gekte zo normaal ben gaan vinden dat dit me niet meer verbaast. Tuurlijk, denk ik, dit kan er ook nog wel bij. En ik zie artiesten uit het schnabbelcircuit met lege blikken zich voordoen als verzetsstrijders. Ze hebben geen idee waartegen want dat kunnen zij niet bevatten.
En heel eerlijk, ik weet niet wat ik erger vind. De slechtheid van een dansleraar die voelt dat hij opeens beroemd is geworden en niet meer te stoppen is, of de grenzeloze domheid van dit stel C artiesten.
Wat ik wel weet is dat de kalmte en zachtheid van een geïnformeerd en overwogen oordeel als heel ouderwets wordt gezien. In het beste geval. In het slechtste geval wordt het gezien als bewijs van het grote complot.
En zo verliest de rede.
Dát is alles bij elkaar genomen nog het grootste verlies. Dat de rede die eeuwen geleden zich een weg vocht door de nadagen van de hermetisch zwarte middeleeuwen naar het licht, dat die rede verdacht is. Dat mensen niet alleen niet meer verlicht zijn maar ook niet verlicht willen worden.
Die situatie duurt nu in al zijn omvang al 199 dagen. De schade van deze geestelijke verschimmeling is op den duur groter dan de schade van Corona. Er komt een vaccin tegen Covid19. Er komt nooit een vaccin tegen geestelijke onttakeling.
En zo leven wij met zijn allen op het Narrenschip.
Het klinkt zo top. ‘Together Each Achieves More’ heb ik ooit ergens gelezen. Een acroniem na lang zoeken gevonden en waarschijnlijk gebruikt tijdens een teambuildingsessie ergens in een bos waarbij ook bruggen moesten worden gebouwd zonder spijkers. Of zo. Van die bijeenkomsten waar niet zoveel uit kwam omdat morgen het werk er nog steeds lag. En de collega’s bleven wie zij waren, net als jij.
Teams. Klinkt beter dat ‘alones’ of ‘groups’. Heeft iets ‘samen-ervoor-gaanderigs’, we regelen het wel, we zijn een team.
Teams klinkt ook beter dan afdelingen. Daar zitten tenslotte gewoon losse collega’s die ieder voor zich wat doen. Al dan niet belangrijk. En als het meezit werken ze aan eenzelfde doel. Als het meezit. Nee, dan een team. Dat zijn op elkaar ingesteld professionals die hyperfunctioneel lean&mean de targets gaan halen. Daar is de vijand en wij zijn een team, dus kom maar op.
Teams. Klinkt als een yell op een groepsbijeenkomst. We hebben en T, we hebben een E ……
Ik ben er helemaal klaar mee. Ik mis mijn echte, real time, in real life team. Mijn cluppie, mijn bedrijf.
We zijn een half jaar onderweg met Covid in dit bijzondere jaar 2020. Het is september en sinds half maart zitten we thuis. Gekluisterd aan beeld en smartphone zoeken we en hebben we contact. We zijn hiermee, nolens volens, in maart begonnen dus. Van de ene op de andere dag.
En dat ging ok. Zeker in het begin zat er iets van ‘we laten ons er niet onder krijgen, verdomme nog an toe’ in. Iedereen werkte zich een slag in de rondte, was on-line van de ochtend tot de avond, was scherp, gezellig et cetera. Technisch ging het ook ok, soms tot mijn verbazing. Door de super IT-collega’s van het moederbedrijf waren er geen haperingen. Zelfs niet in de beveiligde dichtgetimmerde omgeving waarin we moeten werken. Alles lukte.
De eerste maanden gingen voorbij in een sneltreinvaart. En natuurlijk waren er soms dingen lastig. Met elkaar ergens over nadenken gaat in het echt beter dan online. Vooral als je over iets nieuws moet denken en beslissen. Maar we kwamen er doorheen. Dat wisten we gewoon en we moesten deze periode aanpakken om een aantal zaken permanent te verbeteren.
De vakantie kwam. Alles wat ik voor de vakantie had bedacht ging niet door en ik was niet de enige. Iedereen kon zijn plannen in de la leggen. We hebben vouchers tot aan het jaar 2032. We zwermden uit naar de eigen tuin of Schoorl. Dat was het zo’n beetje. We gingen klussen en sommigen hadden net een nieuw huis gekocht. Anderen gingen tijd met elkaar doorbrengen. Tot rust komen. Lezen, Netflixen, sporten, tuinieren, BBQ’en.
En nu is het begin september. De vakantie ligt achter ons. De mensen komen weer terug en de schermen vullen zich weer met de bekende gezichten. Sommige wat bruiner, andere nog net zo bleek. Iedereen blij en gemotiveerd. We zijn blij elkaar weer te zien en bezig te zijn met de groei van ons bedrijf.
En toch is het anders. Er is een soort gelatenheid in gekomen. We zijn nog steeds op tijd bij de meetings en we doen nog steeds uitermate ons best. Er komen nieuwe ideeën en we werken aan groei. Allemaal top. En toch. We zijn er een beetje klaar mee. Moe van het staren. Hunkerend naar echt contact met elkaar. Naar een beetje oudehoeren over de wereld en het werk. Lachen, elkaar jennen, verder komen, stuk zitten, herrie maken, geconcentreerd zijn. Met elkaar in dezelfde ruimte. Fysieke nabijheid.
We zijn ook moe aan het worden over de duur van de vrijwillige afzondering. Voor de vakantie was er nog een soort optimisme dat we dit varkentje wel even zouden wassen. Langzaam kwam het besef dat dat wassen wel eens lang kon gaan duren. Dat de enige uitweg een vaccin is en dat het maken van een vaccin tijd kost. Veel tijd, want veel onderzoek.
En wat we nu zien is dat die onbestemdheid moeilijk te verteren is. Zeker als je werkt aan een start-up waarin je zelf verantwoordelijk bent voor in- en output, waarin je moet geloven in de maakbaarheid van de wereld. Die maakbaarheid is nu uitbesteed aan de farmaceutische sector, aan deskundigen waar we niet bij kunnen. We moeten afwachten. En dat doen we op afstand van elkaar.
Ik mis het zorgeloos ’s morgens in de auto stappen, de file in en nadenken over de dag die komt. Paar belletjes plegen en hoppa binnenstappen in het kantoor. Kijken wie er al is en kijken hoe de rest binnenkomt. Goede dag of een wat mindere? Kinderen ziek of alles ok? Dat soort faits divers.
Ik mis het. En dat terwijl wij wel elkaar nu en dan zien. We hebben voldoende ruimte om veilig met zijn vijven bij elkaar te zijn. Onregelmatig dat wel. En altijd aangekondigd. Zo zien we elkaar maar het is anders. Het is niet vrijwillig, het is zo omdat het niet anders kan.
Voorlopig gaan we dus door met Teams, het zal niet anders kunnen. Zo gauw het anders kan gaan we het helemaal anders doen. Dan komt de club eerst thuis bij mij eten om de bevrijding te vieren. Dan gaan we inhalen op alle gemiste momenten dat we elkaar nodig hadden om even te kletsen om verder te komen.
Teams, het is een technisch hoogstandje maar het is ook armoe.
Je kunt het je bijna niet meer voorstellen, maar nog niet zo lang geleden konden we in de auto stappen en onbezorgd twaalf uur door Europa rijden op weg naar de Var. Onderweg stoppen, met tientallen mensen in een supermarktje langs de Route du Soleil rondlopen en chips kopen. Zonder zorgen. De tijden zijn wat zorgelijker geworden. De grenzen zijn weer open en we kunnen weer op weg, maar de onbevangenheid is weg. Het is zo en het zal ook nog wel even zo blijven. En om toch een wenkend perspectief te hebben wil ik jullie meenemen op drie tours door de Var. Laten we de ziel en het lichaam voeden.
En route in de Var
We hebben de mazzel dat we sinds 2002 een eigen plek hebben midden in de Var. Een klein dorp met zo’n 3.450 inwoners, Carcès. Veel toeristen komen hier niet en dat is prettig. De kalmte, volgens sommigen de sufheid, van het dorp is weldadig. Er gebeurt niets. De dagen rijgen zich aaneen en voor je het weet is het weer zaterdag. Markt! Iedere zaterdag weer hetzelfde. Een echt Frans dorp dus, waar ’s zomers een kermis is, waar een paar keer per jaar een gezamenlijke aïoli maaltijd wordt gehouden en waar op Quatorze Juillet een namaak Edith Piaf optreedt. Snoeihard en vooral vals. Zo’n dorp. Overzichtelijk dus.
En er is een middeleeuws deel van Carcès dat best leuk is om te bekijken, maar ook daar ben je binnen een half uur doorheen.
Om iets mee te maken moet je er gewoon op uit en dat doen we geregeld. Een van de juweeltjes is de nabijgelegen Abdij van Thoronet. Een ander juweel is een oude Tempelierscommanderie in Flassans-sur-Issole en als laatste (want al dat spirituele moet worden afgewisseld) een tip in Cogolin.
L’Abbaye de Thoronet
De rit naar Thoronet is altijd heel lekker. Van de berg af, linksaf richting Lorgues een minuutje of twintig rijden. De weg met alle verlokkingen waar we niet op ingaan. De afslag naar Entrecasteaux, een topdorpje waar je voor je het weet doorheen bent en waar het heerlijk drinken is. Met uitzicht op het kasteel. Doen we niet. We rijden door. Rechts de plek waar je een kano kunt huren om een uur of twee de Argens af te zakken. Met overhangende bomen en zwarte libellen die boven het water zweven. Doen we ook niet. En het laatste wat we niet doen is even stoppen bij Sainte Croix La Manuelle om heel goede wijn te kopen.
We parkeren de auto op de parkeerplaats van de Abdij en lopen het pad af naar de ingang. Je komt binnen in een klein winkeltje en dan kun je naar binnen, de abdij in. En vanaf dat moment is de buitenwereld verdwenen.
Halverwege de 12de eeuw is deze abdij gebouwd. Het is een Cisterciënzer abdij, gebaseerd op de oerplek Cîteaux in de Bourgogne. De stichter van deze orde is Bernardus van Clairvaux, een mysticus die wars was van alle wereldse pracht en praal. In reactie op de weelderigheid van Cluny bepaalde hij dat de mens moet afzien van alle wereldse genoegens en dat men bouwt ter ere van God en niet van de mens. Die goddelijkheid, die verstilde devotie, moest terugkomen in de bouwwerken. En ik moet zeggen, dat is in Thoronet goed gelukt. De stilte, het ontbreken van afleiding (in de vorm van beelden bijvoorbeeld) maakt dat je in jezelf keert. Zelf stil wordt. Het zijn prachtige gebouwen op een prachtige locatie. Het mooist is het om ergens op een muurtje te gaan zitten en het te ondergaan. Na een paar minuten voel je de rust in je komen. Wat goede architectuur met een mens kan doen. Bijna 900 jaar later nog!
En als we terugrijden doen we dat altijd via Cotignac om daar wat te drinken en te eten. Het voeden van de ziel is één, het voeden van het lichaam is wat anders. Aanrader. Altijd goed.
Op bezoek bij de Tempeliers in Flassans-sur-Issole
Op naar Flassans. Een rit van iets meer dan een half uur. De rit gaat langs het Lac de Carcès, een groot stuwmeer dat onder andere Toulon van drinkwater voorziet. Prachtige natuur. Cabasse door, over prachtige weggetjes onder de platanen en vervolgens onder de A8 door richting Flassans. Op de DN7 linksaf tot je rechts de afslag Peyrassol ziet. Iedere keer dat we hier rijden word ik blij want het is altijd voor een lunch. En lunchen kun je hier. Na een hobbelige weg kom je op het parkeerterrein en loop je naar de eeuwenoude gebouwen. Hier hebben echte Tempelridders gelopen.
De Tempeliers
Van Bernardus in Thoronet naar de Tempeliers is een vanzelfsprekende stap. Bernardus riep in Vézelay op tot de Tweede Kruistocht en degenen die vooropgingen waren de Tempeliers. Een Ridderorde die opgericht is in 1118, enkele decennia dus voor de bouw van Le Thoronet. Hun doel was het beschermen van de pelgrims die naar Jeruzalem gingen maar al snel werd het een orde van omvang. Ze legden de gelofte van armoede af waardoor veel persoonlijke rijkdom in de kassen van de orde vloeide. Binnen enkele jaren werd de orde rijker en rijker en daarmee ook machtiger. Door heel Frankrijk, maar ook daarbuiten (in Londen staat biivoorbeeld de Temple Church) bouwden zij kerken en buitenplaatsen waar zij onderweg konden verblijven. Kasten met boeken zijn over hen geschreven, heel interessant. Het is nog veel interessanter een Commanderie te bezoeken. Daarom zijn we hier in Flassans.
Het heet nu Commanderie de Peyrassol en het is eigendom van een rijk man, Philippe Astruy. Jaren geleden gekocht en omgebouwd tot een prachtig wijndomein. Alles is prachtig. Er is heel veel kunst, op het terrein en ook midden in de wijnvelden. Je kijkt je ogen uit. En als je je fantasie de vrije loop laat kun je hier Tempelridders zien lopen. Het is een prachtige combinatie tussen oud en nieuw, zoals je direct ziet bij de entree.
Je kunt overal wandelen, alles is vrij toegankelijk. Doen! Hier heerst een weldadige rust. En na het wandelen kun je hier uitstekend lunchen. In dezelfde sfeer. Onder de bomen voor een van de eeuwenoude gebouwen is je tafel gedekt en geniet je van het menu van de dag. Altijd weer top. De chef, Guillaume Delaune, is een topper en hij kookt ingetogen en met smaak. Alles uit eigen tuin.
Bestel bij je lunch een mooie rosé van het eigen domein. Je zult alleen maar genieten. Peyrassol is voor ons de perfecte combinatie van geschiedenis en hedendaags genieten. En als ik heel eerlijk ben zijn de Tempeliers voor mij de beste smoes om hier te genieten.
Cogolin Plage/Saint-Tropez
En het laatste stapje is van genieten naar maximaal genieten. Dus, in de auto, weer langs Thoronet (we kennen de weg inmiddels), bij Le Luc onder de A8 door en via Grimaud naar Cogolin Plage. De rit, die al snel bijna anderhalf uur duurt, is prachtig. Je gaat dwars door het Massif des Maures. Natuur en nog eens natuur. De aankomst in het haventje is niet zo pittoresk, integendeel, ik vind het altijd nogal een rommeltje. Gedateerd op alle manieren. De gebouwen, het onderhoud ervan, hmm, niet echt inspirerend. Maar daar komen we niet voor. We hebben een boot gehuurd! Met schipper. En dat is mijn laatste tip. Doen, huur hier een boot en ga de zee op. Na alle voeding voor de ziel hiervoor is het nu tijd voor keihard over de golven en ergens lekker lunchen.
Dus: bel een van de bedrijven hier, spreek een dag af en ga varen. De golf van Saint-Tropez is prachtig. Blauw, groot, mondain.
Handige tip is ook champagne met glazen, Tarte Tropézienne en zwemkleding mee te nemen. Nog belangrijker is het reserveren van een tafel aan de kust, bijvoorbeeld bij Les Graniers. Hier word je met een bootje opgehaald en je luncht met je voeten in het zand. Geen topprijzen, goede wijnen en prima eten. Deze dag doe je voor de lol en de ambiance.
Weer naar huis
Na een dag aan het water ga je weer terug naar de thuisbasis, het suffe Carcès. Voldaan de bergen door, en door de prachtige Var over slingerwegen weer terug. Langs dat mooie Thoronet, het wijnhuis. De raampjes open om de geur van een droog kruidig land op te snuiven. Yannick Noah op de radio, Destination Ailleurs.
En eenmaal onderweg, even wachten tot je weer 4G-dekking hebt, even een tafel reserveren in het dorp bij de enige pizzeria van belang, Les Chineurs. Ontvangen worden door Patou en Seb. Zoveel heb je niet nodig. Een mens kan heel gelukkig zijn hier.