Afgelopen week buitelden alle politieke kopstukken over elkaar heen in het debat over de vluchtelingen. Het was het één – barmhartig zijn – én het ander – streng tegen gelukszoekers. Iedereen kon er wat van vinden en ieders mening was ergens wel verwoord. Veel duidelijker werd het er niet op en dus moesten gemeenten aan de slag. Stoere bestuurder worden ze tegenwoordig genoemd in al die gemeenten. Je moet wel, denk ik dan, als er zich duizenden in Nederland melden. Die vluchtelingen gaan niet naar Den Haag om de Tweede Kamer te bewonen. Zij melden zich gewoon bij de een of andere gemeente.
Tijdens het debat ging Wilders weer eens vol op het orgel. De onrust in het land neemt grootse proporties aan zo zei hij. Dat hij zelf onderdeel is van die onrust valt volgens mij niemand meer op, maar à la. Zijn betoog was wederom qua toonhoogte zelfs uitstijgend boven Roemer, bij wie iedere interruptie zo wordt uitgesproken alsof het eind eraan zit te komen. Zijn woorden waren opmerkelijk. Hij sprak zijn collega kamerleden toe en kwam tot de conclusie dat hier sprake is van een nepparlement. Hij riep het volk op Rutte tot aftreden te dwingen. Hij wist in al zijn wijsheid dat Nederland zich niet meer vertegenwoordigd voelt door dit kabinet in het bijzonder en door dit parlement in het algemeen.
Dat is best knap. Dat inzicht. Moet ik zeggen.
Allereerst betekent het dat Wilders onze parlementaire democratie naar de prullenbak verwijst. Verkiezingen zijn ondergeschikt aan opiniepeilingen. De wil van het volk wordt slechts verwoord door één man, en dat is Hij.
Daarnaast doet hij een opmerkelijke oproep aan dat volk. Het afzetten van deze regering. Nou gebeurt dan wel eens hier en daar, Afrika, het Midden-Oosten, maar het resultaat is niet echt een vooruitgang te noemen. Het is ook niet echt democratisch om te verwachten dat de horden in staat zijn een betere wereld te scheppen. Van alle slechte staatsvormen leven wij in de minst slechte.
Ik zat naar hem te luisteren en dacht ‘dit kan niet waar zijn. Zelfs Wilders is niet zo knettergek dat hij dit meent. Zelf 17 jaar kamerlid en dan dit als conclusie?’
Ik denk ook dat het anders is.
Wilders is geen domme man. Integendeel. Hij weet wat hij wanneer zegt. Debatteren doet hij nooit maar hij is de perfecte zender. Hij zendt meningen en oproepen. Aan eenieder die het horen wil.
Deze week kwam hij ’s avonds thuis en zei met een glimlach dat hij weer een steen in de Hofvijver had gegooid. Dat hij weer op alle nieuwsuitzendingen heel veel tijd had gekregen. En! Dat ze er weer in waren getrapt. Hij zei dat hij natuurlijk weet dat hij geen enkele macht heeft. Dat met alles wat hij zegt hij niets voor elkaar heeft gekregen. Ja, een beetje stemmingmakerij. Verder niet. Maar dat was niet zijn punt. De glimlach werd breder. Het belangrijkste was dat al die anderen niet door hadden wat zijn superieure ironie was. Zeventien jaar trouw kamerlid, zeventien jaar goedbetaald kunnen zeggen wat je wilt. Zelfs Miltenburg greep niet in.
Nee, het belangrijkste zei hij, was dat de uitspraak over een nepparlement natuurlijk ging over hem. Hij hield het al die tijd al uit in dat parlement. Waar anderen wel wat voor elkaar kregen, wel macht hadden. Waar naar anderen wel werd geluisterd. Waar anderen ook gewoon het parlement verlaten als ze er niets meer aan vinden.
Het was de uitspraak van een man die op zijn werk stil mompelt ‘ik werk bij een nepbedrijf’ en blijmoedig ’s morgens in zijn stoel gaat zitten en de pc opstart. Innig tevreden met de omstandigheden. En om zes uur weer naar huis.
En niemand heeft dat door, zei hij. Niemand ziet hoezeer ik het naar mijn zin heb. Niemand ziet dat ik vol zelfrelativering zit met deze uitspraak. Echt niemand. Hoogstens Martin. Die heeft het ook.
En Geert glimlachte nog veel breder.