Tags

, ,

Wat ons mensen onderscheidt van de dingen en de dieren is dat wij kunnen nadenken over onszelf. Niet het feit dat we bewustzijn hebben want een zekere mate van bewustzijn hebben dieren ook. Maar het feit dat we kunnen nadenken over dat bewustzijn is het onderscheid. We kunnen van een afstand naar onszelf kijken en er een oordeel over vormen.

En dat is niet het enige. Wij als mens zijn fundamenteel vrij. Niet in een morele zin overigens. In een fundamentelere zin: als we geboren worden zijn we niets of niemand, dat gebeurt daarna pas. Natuurlijk eerst door socialisatie, ouders, grootouders, later vrienden en anderen. In de eerste jaren krijg je allemaal dingen aangereikt die je adapteert. Bewust of niet. Maar wat je ook adapteert, en hoe bewust je dat ook doet, het zijn rollen en sociale constructies. En hoeveel moeite dat ook zou kosten, je kunt altijd anders kiezen. Wát je sociaal ook doet, je kunt altijd anders kiezen. Je ligt als mens niet vast.

Dat niet vastliggen, dát is onze fundamentele vrijheid. De vrijheid jezelf te kiezen in of ten opzichte van een situatie.

Zoals Marx al ooit eerder stelde: mensen bouwen hun bestaan maar doen dat met de bouwstenen die voorhanden zijn. Ik was ooit voorbestemd om handarbeider te worden maar heb een andere weg gekozen. Ik heb op geen enkele manier afstand gedaan van mijn komaf maar mijn verhouding daartoe heb ik zelf gekozen. En als ik het wel was geworden dan was ook dat mijn keuze geweest.

Gegevenheden kies je niet, daarin ben je geworpen van de dag van je geboorte af aan. Hoe je daarmee omgaat, wat je daarmee doet is wél wat je kunt kiezen. En dat doen we de hele dag. We kiezen hoe we omgaan met het nieuws, met de politiek, met de vervelende buurman, met de auto die niet start, met het slechte bericht van de dokter, met het slagen van je kind.

Die vrijheid, dat kiezen van je standpunt ís wat ons onderscheidt van dier en ding. De tafel is en blijft de tafel. En hoe vaak ik ook een gesprek met mijn katten tracht te hebben, zij doen wat zij doen en dat iedere dag weer opnieuw. Zij zijn niet vrij.

Die vrijheid wordt vermoord door identiteitsdenkers.

Indentiteitspolitiek reduceert de mens nou juist tot die zaken die gegeven zijn. Je komaf, je gender, je kleur, je cultuur, je sociaal economische status. Zij ontkent ook dat je je verhoudt tot die zaken en dat je daarin kunt kiezen, sterker nog, dat je daarin kiest. Mijn huid kan blank zijn, dat is nou eenmaal het gevolg van mijn ouders’ huidskleur. Wat ik daaraan ontleen behoort tot het rijk der vrijheid en niet der determinatie. Ik kan kiezen mijn blanke huid een teken van superioriteit te laten zijn, maar daarmee kies ik een plek in de wereld. Of ik kan, zoals ik doe, het aanvaarden als gegeven en er niets aan ontlenen.

Ook hoe anderen reageren op mijn huidskleur is een gegevenheid in mijn wereld waarop ik reageer. Hetzelfde geldt voor mijn komaf, mijn man-zijn (wat dat dan ook mag zijn) et cetera. Het zijn gegevenheden waartoe ik mij verhoud. Die verhouding is belangrijk maar (of: én) fundamenteel vrij. Niets of niemand verplicht mij een bepaalde verhouding te kiezen. Als ik kies doe ik dat zelf ook al doe ik dat niet altijd bewust. Ik kan zelfs kiezen vanuit een sociale identiteit: “ik doe dit nu eenmaal want ik kom uit een arbeidersmilieu”, en daar kun je op worden aangesproken. Wat je niet kunt is je verschuilen achter datzelfde milieu. Jij kiest ervoor om zo te doen en niet het milieu.

Dit lijkt haarkloverij maar dat is het niet. Je voelt waar het wringt als iemand je aanspreekt op bijvoorbeeld je huidskleur. De ander ontneemt je je vrijheid en dat voel je ten diepste als onrecht. Je wordt gereduceerd tot iets waar je niets aan kunt doen. Indentiteitspolitiek doet precies dat. Mensen reduceren tot een functie van hun sociale leven.

Ik weiger daarin mee te gaan en ik vind dat iedereen dat moet weigeren. Als wie dan ook de fundamentele vrijheid van de mens zo met voeten treedt dan moet je nee zeggen. Nee tegen framing, van wie ook. Het wapen tegen alle discriminatie in de wereld is niet discriminatie met andere termen, het is weigeren jezelf en anderen te reduceren tot toevalligheden. Mensen moeten worden aangesproken op hun gedrag en keuzes en daarover moet je in gesprek. Dus als ik me als een hufter gedraag dan doe ik dat niet omdat ik bijvoorbeeld een man ben. Dan doe ik dat omdat ik op dat moment mijn man-zijn gebruik als slap excuus. Ík wil worden aangesproken en niet mijn gegevenheden.

Ontneem mij niet mijn vrijheid. Als je dat wel doet zal ik je in alle vrijheid te vuur en te zwaard bestrijden.

Dat de wereld, de anderen mij proberen te reduceren tot kenmerken dat is een feit. Mijn hele white male privilege als cis-gender is momenteel een issue. Daarmee wordt de wereld lekker overzichtelijk en ben ik in een hokje geplaatst. Wát ik ook doe, want dat is volstrekt onbelangrijk. En daar zit het probleem. Ik kan me niet eens meer losmaken van dat sociale construct, want als ik dat doe zullen de zeloten roepen ‘zie je wel, dát doe je vanuit je white male etc etc’. Ik lig dus vast, geketend aan zaken die mij zijn overkomen en daarmee is mijn vrijheid dood. Dat proces is niets anders dan wanneer mensen zeggen dat donkere mensen nu eenmaal lui zijn, of zo lekker kunnen dansen. Het is reductie tot het individu verdwenen is.

De verdwijning van het individu. Dat is wat we momenteel maken. Wij allen staan in de schaduw van een systeem waarin we gecategoriseerd worden. Gereduceerd tot feitelijke gegevens. Meer niet.