
Jaren geleden was ik in Arromanches, ergens in het najaar. Het was een droge, koude dag. De hemel was strakblauw. Het was eb en wij liepen het strand af richting zee. In zee lagen de resten van de oorlog, van 6 juni 1944. Bij de waterlijn gekomen draaiden we ons om en zagen dat enorme strand. Ik probeerde me voor te stellen hoe het was geweest die 6de juni.
Over de golven ga je richting Frankrijk. Je bent 18 of 22 of wat dan ook. Je weet dat je eruit moet en je maakt je een voorstelling van wat er dan komen gaat. Je schijt in je broek van angst. Je wilt niet. Je wilt terug naar huis, naar je ouders, naar je vriendin. Je wilt hier weg. Je weet dat alle mannen, alle jongens om je heen hetzelfde willen en voelen.
Dan opeens hoor je dat je je klaar moet maken om van boord te gaan. Dat je je schrap moet zetten. En dan, met gekraak, zwaait de klep open en achter de eersten ga je naar buiten. Tot aan je middel in de zee als je springt. Het getaktak van inslaande kogels. Om je heen vallen leeftijdsgenoten. Dood. Je wordt misselijk en kijkt omhoog, de lijken negerend. En je ziet dat strand, uitgestrekt. En daarachter zie je de oplichtende Duitse mitrailleurs die zwaaiend van links naar rechts kogels uitspuwen. En daar ga je.
Op de plek waar wij stonden waren dit soort jongens aan land gekomen. Tussen de staketsels door, tussen de lijken door, biddend niet te worden geraakt. En nu stonden wij hier in de zon. De wind door de haren. Geluid van meeuwen in de lucht. Hetzelfde uitzicht, het lange lange strand dat oneindig leek. Zelfs nu, in de vrede die we kennen.
In 1944 zat mijn vader in een kamp waar hij twee maanden na D-Day uit werd ontslagen door ingrijpen van de directeur van het Stads en Academische Ziekenhuis te Utrecht. Hij was vrij in een Europa dat werd bevrijd. Op 7 augustus 1944 om precies te zijn begon hij te werken in het SAZU. Vijftien jaar later, ook op 7 augustus, werd ik in hetzelfde ziekenhuis geboren. Dezelfde ik die uitkeek over de stranden van Arromanches.
Geschiedenis is een aaneenrijging van gebeurtenissen die eigenlijk pas achteraf goed zijn te begrijpen. En achteraf weten we hoe blij we moeten zijn met D-Day. Het SAZU is nu een duur appartementencomplex. Arromanches is nu een wat suffig dorp aan de kust met heel veel memorabilia. Mijn vader is in vrede overleden in het UMC, de opvolger van het SAZU. We leven in vrijheid. We kunnen zeggen wat we willen in een taal die de onze is. We hebben 75 jaar geen grote oorlog meegemaakt. Duitsland en Frankrijk zijn bondgenoten en strijden niet meer over stukken land.
Rechtsextremisme bestaat weer volop in Europa, maar ik acht Europa zo sterk dat de totalitaire verleiding niet groot meer kan worden. Ressentiment is er weer jegens bepaalde groepen maar ook daarin ben ik onverbeterlijk optimistisch. Het blijven kleine bewegingen. Geen grote.
Het westen is vrij. Wij zijn vrij. En misschien zijn we daar zo gewend aan geraakt dat we niet eens meer beseffen dat het anders kan zijn. Tegen allen die denken dat de tijd waarin we leven normaal is zou ik het volgende willen zeggen:
Ga naar Arromanches, loop het strand af, kijk om en probeer te voelen wat ik voelde die dag. Je bent nooit meer hetzelfde.
Wij zijn vrij.