De politiek
Politiek houdt me bezig. Zo lang ik me kan herinneren ben ik bezig met politiek. Als lid van twee verschillende partijen, als bestuurslid in mijn jonge jaren. Niet lang geleden ben ik opnieuw lid geworden van een partij, na vele jaren van niet lid zijn. We praatten in het gezin waar ik uit kom altijd over politiek. Mijn moeder was vol vertrouwen in Joop den Uyl, mijn vader was altijd wat sceptischer. Hij zei altijd dat ‘den arbeider’ als eerste moest inleveren en als laatste er wat bij kreeg. Was mijn moeder vol hoop (‘Op naar het licht‘), mijn vader was volgens hemzelf de realist. En nog steeds zijn de gesprekken aan mijn gezinstafel gelardeerd met politiek. De meningen lopen nogal uiteen, zal ik maar zeggen.
Politiek is belangrijk. Als mensen om me heen zeggen dat ze zich niet met politiek bemoeien, denk ik altijd ‘maar de politiek bemoeit zich wel met jou’. Van internationaal niveau tot aan lokaal. Of je nu wilt of niet.
Politiek is functioneel. Niet alleen gaat het om wetgeving, het gaat ook om verdeling van macht, inkomen, kansengelijkheid, belastingen et cetera. In die zin vormt de politiek een soort verkeersleiding van de samenleving.
Die verkeersleiding is niet objectief. Zoals ik ooit mijn zonen probeerde uit te leggen wat het verschil is tussen links en rechts. Dat wilden ze graag weten. Rechts, zei ik, zorgt voor het kapitaal en is heel optimistsch over de mens. Daardoor valt er wel eens iemand van de kar die niet mee kan komen. Links, zei ik, is zorgelijker en zorgzamer voor de mens. Zelfs zo ver dat mensen vergeten voor zichzelf te zorgen en afhankelijk worden.
Vervolgens kregen we het over keuzes en hoe die tot stand komen. En we hadden het over verkiezingen. Zoals deze maand.
De verkiezingen deze maand heb ik op de dag zelf niet gevolgd. Ik wist wat er ging komen: een klinkende overwinning voor Forum voor Democratie. Achter die neutrale fijn klinkende naam gaat voor mij het een en ander schuil. Warrige Spengler-achtige ondergangsfilosofieën van Baudet. Oudemannengemopper van Hiddema. Harde prietpraat van Otten, meen ik. En vooral een totaal gebrek aan een coherent verhaal of visie. En als ik dan vervolgens termen als ‘ondergang, boreaal, uil, einde’ hoor, dan ben ik inderdaad terug in wat duister verleden.
Een verleden waar ik over mee kan praten doordat mijn vader in de oorlog in een kamp zat (en ik dat mijn hele jeugd heb geweten en gevoeld). Daar is door Joseph Kotälla in de jonge Koopman veel realisme én veel afkeer van bruine fantasieën geslagen. Dat herkennen van de eerste tekenen van moreel verval én van tweedeling heb ik met de paplepel ingegoten gekregen. Ook het herkennen van NSB gedrag. Heulers, Farizeeërs, meelopers. Volgens mijn vader kun je niet alert genoeg zijn, en kun je er beter eens naast zitten dan het over het hoofd zien.
Door deze achtergrond ben ik er na de verkiezingen hard ingegaan. Ik vertrouw FvD in het geheel niet. Salonfähig zijn zij vergeleken met de PVV. Eleganter, beter bespraakt, schimmiger in hun standpunten, aanvaardbaarder. Daarmee ook sociaal aanvaardbaarder. Niet mijn partij.
De politiek hield me bezig en ik streed mijn strijd. Op mijn manier. Zonder welk gevaar voor het eigen leven dan ook. Comfortabel dus.
De dood
Nog geen week later reis ik af naar een dorp aan zee. Daar, in de hervormde kerk, ga ik een uitvaartdienst bijwonen. De moeder van een van mijn beste vriendjes is overleden. Ze was doodziek en uiteindelijk op hoge leeftijd is ze gestorven. Het kerkje was klein en wit en licht. De kist stond centraal en wij allen zaten er omheen. De sfeer was sereen en passend.
De toespraak van mijn vriend was mooi en ontroerend. Hier stond een zoon die opeens wees was geworden. Ik herkende het gevoel van 12 jaar geleden toen mijn vader overleed, en ik wees werd. Je kijkt over je schouder en daar staat niemand meer. Die leegte. Hij verwoordde dat heel mooi. Ook de vrede die hij had met de dood van zijn moeder omdat het echt niet meer ging.
De dood is onomkeerbaar en onherroepelijk. En soms is de dood een goede vriend die je verlost van een lijden.
Na de dienst stonden wij in twee rijen buiten om nog eenmaal de kist voorbij te zien komen. De zon scheen, het waaide en in de lucht rook ik de zee. En op dat moment werd het weer, opnieuw, duidelijk waar het echt om gaat in het leven.
De politiek is belangrijk, blijft belangrijk. Maar nooit zo belangrijk als het leven en hoe je het leeft. Wat je betekent voor concrete anderen. Niet de medetweeps die je niet kent, soms wel, maar meestal niet. Het gaat ook niet om mijn boze soundbites op twitter waarin iedere nuance verdwijnt.
Tussen de politiek en de dood zit het echte leven. Daar, langs dat pad, besloot ik al dat gedoe rond partijpolitiek maar even te bewaren voor echte gesprekken. Social is de vluchtigheid van het bestaan, verder niet.
Symbolen worden tot cymbalen in de ure des doods, zoals de grote dichter al schreef.