Tags

, ,

unnamed-6

Jonkheer van Tets en kinderen

Het was een zeer zonnige zaterdag in Zeist dat ik als voorzitter van Stichting Vrienden van de Dieptetuin een bijzondere gast mocht ontvangen. De inmiddels 93 jarige jonkheer Van Tets kwam langs. Zijn zoon Jeroen zat achter het stuur van de Zonnebloemauto, de klep ging open en daar werd de oude Van Tets uitgereden. Een heer in een rolstoel. Zij gingen het hek van de tuin binnen aan de Van Tetslaan.

Die Dieptetuin is in 1909 door de familie van Tets aangelegd met het idee een Engelse tuin te creëren met een eigen klimaat. Doordat de tuin meters lager ligt dan de omringende percelen is er ook sprake van een micro-klimaat. De sneeuw blijft altijd langer liggen en het is er altijd warmer dan waar ook in Zeist. Toen vanuit allerlei bezuinigingen de gemeente besloot het onderhoud te staken is de Stichting opgericht. Sindsdien, zeven jaar geleden, werken iedere week in totaal zo’n vijftig vrijwilligers aan die tuin. Het originele beplantingsschema is er bij gehaald en er wordt getracht zo goed mogelijk dat plan aan te houden. Het is de Parel van Zeist.

Dieptetuin (13) - zj

De Dieptetuin in de jaren 70

Het is kortom prachtig maar het werd op die zaterdag nog veel mooier. Hoe mooi is het als je door de tuin mag lopen samen met een man van 93 die daar als jongen aan gewoond heeft? Hij heeft in die tuin gespeeld, op de baan ernaast getennist (en nee, die baan is er al  lange tijd niet meer). In 1930 was hij 6 jaar oud en ontdekte de wereld. Er stonden niet allerlei huizen om de tuin. Mijn huis is van 1955 en tot die tijd was het bos. Het landgoed ’t Valckenbosch strekte zich in Zeist uit. Een zesjarige die daarin mag spelen heeft de tijd van zijn leven. Dat laat grote indrukken achter en  het kan niet anders dan dat je dat je leven lang bijblijft. De nu 93 jarige gaat als hij 6 is naar de ZSV, de Zeister SchoolVereeniging, waar hij ook nog eens de eerste steen legt. De school waar mijn zonen ook op hebben gezeten.

Met die man mag ik nu door de tuin lopen. Hij geniet. Hij wijst naar dingen, naar plekken, naar de trappen bij het talud. “Die zijn niet veranderd”, zegt hij. Hij kijkt om zich heen en we praten over vroeger, over hoe het er nu uitziet. Hij ziet het bejaardenhuis en vertelt dat daar het woonhuis stond, in de jaren 80 afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw. Hij ziet het aan met een zekere distantie en gelatenheid. Met nieuwsgierigheid ook. Met de berusting die oude mensen hebben dat de dingen gaan zoals ze gaan. Dat de dingen voorbijgaan.

Het was een mooi uur in de zon. Daarna gingen zij nog naar de ZSV om een foto te maken van de eerste steen met de legger erbij. We liepen het hek weer uit naar de weg, waar het busje stond. Ik boog me voorover en vroeg of hij genoten had. Zijn antwoord stemde mij melancholisch op een vreemde manier:

“Ik heb enorm genoten. Het is het enige uit mijn jeugd dat er nog is.”

Zoals het gaat.