Tags
Alchemie, Dehillerin, Jean Gabin, koken, Nigel Slater, robuchon
Toen ik jong was zag ik op tv een film met Jean Gabin in de hoofdrol. Hij zat in de gevangenis en kreeg te eten. Hij had tomatensoep besteld. Het bord werd voor hem neergezet, hij goot er een slok rode wijn in, brak stukken af van zijn baguette en gooide ook die stukken in de soep en begon te eten. Met smaak. Dat wilde ik ook.
De volgende dag maakte ik tomatensoep en at dat voor de buis met stukken brood erin. Geen wijn. Thuis dronk ons gezin nooit wijn. Ik zal een jaar of veertien zijn geweest. Ik wist vanaf dat moment dat je alles kunt maken wat je wilt in de keuken en dat dat betekenisvol is. En ik voelde me een beetje Jean Gabin.
Ik ben toen begonnen met koken en ik ben nooit meer gestopt. Vrijwel iedere dag kook ik. Voor mijn gezin, voor vrienden, voor mezelf. Iedere dag denk ik ’s morgens al na over het eten van die avond. Welke keuken wordt het, Frans, Italiaans, Koreaans? Vlees? Welke groenten? En iedere dag weer doe ik dit allemaal met plezier.
Ik verzamel kookboeken. Ik heb er een paar honderd. Van mijn culinaire held Joël Robuchon, mijn favoriete kookschrijver Nigel Slater tot aan obscure boekjes als ‘Het kookboek van mevrouw Maigret’ (Maigret is ooit geweldig gespeeld door Jean Gabin overigens) tot ‘La cuisine de A à Z’.
Ik kook nooit uit al die kookboeken. Niet één keer gedaan. Ik lees ze, veelal ’s avonds in bed. Ik lees over smaakcombinaties, ingrediënten die het goed samen doen of juist helemaal niet. Ik kijk naar de, wat ouderwetse, opmaak van de borden bij Robuchon. De perfectie. De neurotische manier waarop ieder bord er hetzelfde uit moet zien in zijn restaurants. Ik kijk naar youtube om daar bijvoorbeeld Keith Floyd nog een keer dronken bezig te zien. Glas rode wijn in de hand en beginnen maar met de opname. Ik kijk op Netflix naar Chef’s Table, over bijvoorbeeld over Michel Troisgros, die eindelijk weer een gerecht van zijn vader serveert.
Ik ga naar de groothandel – vaak met mijn kookvrienden – om daar de eerste truffels te kopen. De goede wijnen uit te zoeken. De juiste rijst voor de risotto. Maar ik ga niet alleen voor ingrediënten. Ook voor een nieuw pannetje, een mooie pincet, een spuitflesje. Ik ga naar Parijs om daar bij Dehillerin een mes te kopen. Juist van hen natuurlijk.
Je kunt dus wel zeggen dat mijn liefde voor koken ver gaat. Maar waarom? Waarom kook ik?
Allereerst omdat het een scheppende bezigheid is. Het is bouwen met ingrediënten om tot een verrassend resultaat te komen. Ik zal nooit halffabrikaten gebruiken maar altijd de grondstof, het originele product. Goed vlees, goede groenten, goede kruiden. Vanuit al die verschillende onderdelen komen tot een mooi gerecht, is heel erg bevredigend.
Verder staat het koken in de traditie van Hermes Trismegistus, de oervader van de alchemie. Op allerlei wonderbaarlijke wijzen, door verhitting, koeling, vermenging et cetera, treedt er een verandering van de ene substantie in de andere op. Je begint met rauwe ingrediënten en na enige tijd is er sprake van een heerlijke maaltijd. Koken is gewoon toveren.
Maar ook brengt koken rust in hoofd en hart. Zelfs na een hectische dag waarin stress met hoofdletters worden geschreven is het bereiden van een bord goede risotto dé manier om tot rust te komen. À la Floyd: goed glas wijn erbij en roeren maar. Na twintig minuten zijn geest en ziel geheel tot rust en kun je de volgende dag weer aan.
En natuurlijk kook ik voor anderen. Voor mijn gezin, voor vrienden. ’s Morgens op zondag al bezig zijn zelf een rollade te maken en de mise en place voor te bereiden zodat je aan het eind van de middag heerlijk met elkaar kunt eten. Dat zijn de beste zondagen.
Ik zal zeker wel wat vergeten zijn. Maar in kort bestek is dit waarom ik iedere dag kook. Beginnen met een lege, open geest en vervolgens creëren om iets heerlijks neer te zetten is een van de mooiste dingen die ik ken.
Ik zal koken tot ik niet meer kan.
Pingback: Koken als God in Frankrijk | Dick Koopman