
Ik was een jaar of 26 toen ik in Parijs terechtkwam. Heel verhaal, maar ik bleef uiteindelijk een maand of vier. Ik woonde in de Rue Cujas op nummer 19, in het Grand Hotel Saint Michel op de derde etage aan de voorkant. Toentertijd een woonhotel waar ik voor Ffr. 10,– per nacht kon wonen. Omgerekend van dat zo’n Hfl. 3,50, dus voor honderd gulden per maand had ik een onderkomen. (Tegenwoordig betaal je voor een kamer een begintarief van €230 per nacht).
Een oude mevrouw, ze heette naar ik me kan herinneren Mme. Salvage, maakte ’s morgens soep en dan rook het hele gebouw naar soep. Als je wilde kon je ’s avonds een boule soep bestellen.
De kamer die ik had was groot, het waren eigenlijk twee kamers. In de woonkamer stond een grote tafel met groen ingelegd leer zonder stoelen. Verder stonden er twee oude leren fauteuils voor het raam en er waren twee bedden. Eén bed in een aparte ruimte en suite.
Op een dag stroomde er water langs mijn muur en ik ging naar beneden om dat te melden. Ach, dat was de idioot op de vierde was het antwoord. Een “filosoof” die de gewoonte had heel lang in bad te zitten en dan vergat hij wel eens het water uit te zetten. Kon gebeuren.
Zo dus ongeveer was de sfeer. Het waren de jaren 80.
Op een ochtend, ik stond altijd heel vroeg op, liep ik vanuit mijn hotel richting de Bd Saint Germain. Mijn doel was simpel: eerste bij een tabac een pakje Boyards maïs kopen en dan door naar de Place Maubert om brood, kaas, worst en wijn te kopen en gewoon even over de markt slenteren. En koffie bij Le Village Ronsard.
Het zou een warme dag worden en de stad was heiïg.
Ik kwam aan op de hoek op de foto en toen gebeurde het. Er overviel mij een diep geluk, een gevoel waarin alles samenviel en ook nog eens mijn kant op. Een geluk zoals ik niet eerder had gevoeld. Het vroege verkeer kwam voorbij, ik rook de uitlaatgassen, ik keek beide kanten op op de boulevard en alles klopte. Ik was in Parijs en Parijs was in mij.
Sinds die ochtend mis ik Parijs, altijd weer.
Zoals gezegd: ik was er een maand of vier. Niet altijd even gelukkig maar meestal wel. Ik heb iedere hoek en straat in mijn quartier leren kennen. Ik ging voor weinig eten bij een Algerijn in de Rue Boutebrie. Fantastische couscous voor weinig. Ik kocht een mooi pennetje op de Bd Saint Michel en later mooi papier (5mm ruitjes, lichtpaarse lijntjes) bij Gibert. Ik zat uren op de Place Contrescarpe en at in de Rue Mouffetard. Wandelde dagen in de voetsporen van Sartre. Baguette met worst en kaas, weggespoeld met goede rode wijn in de Jardin de Luxembourg. Alles was zoals het moest zijn.
Maar hoezeer ik ook alles deed, het gevoel van die ochtend is nooit meer teruggekomen als ik in Parijs ben. En ik ben er nog heel vaak geweest.
Dit soort momenten blijven je bij en moet je koesteren. Aan mijn herinnering zal wel het een en ander niet kloppen, want zo gaat dat met herinneringen. Feitelijk dan. Want gevoelsmatig klopt het nog steeds, en nog steeds kan ik die ochtend voelen, ruiken en ervaren.
Ik heb nu de luxe van een berg in de Var, waar ik uit kan kijken over de bergen van de Provence. Totaal anders dan de drukke stad en in het geheel geen Parijs. Alles is anders. Maar ook daar is het heel vroeg opstaan, terwijl het nog koel is op een dag die heel warm gaat worden, en wandelen, een heerlijk ritueel. Geen Place Maubert, maar wel een heel goede boulanger, de beste worst en een café Central om wat te drinken.
En soms, op weg naar het zuiden, doen we Parijs aan voor een nacht of drie en dan geniet ik weer met volle teugen. De zonen kennen het inmiddels goed en vinden het een geweldige stad. We eten couscous. Inmiddels koop ik geen sigaretten meer, maar als er nog Boyards zouden zijn, dan zou ik zeker een pakje kopen. Als we dan weer de stad uitrijden, nog zo’n 700 km voor de boeg, dan overvalt me altijd hetzelfde gevoel.
Paris me manque.