Teams.

Het klinkt zo top. ‘Together Each Achieves More’ heb ik ooit ergens gelezen. Een acroniem na lang zoeken gevonden en waarschijnlijk gebruikt tijdens een teambuildingsessie ergens in een bos waarbij ook bruggen moesten worden gebouwd zonder spijkers. Of zo. Van die bijeenkomsten waar niet zoveel uit kwam omdat morgen het werk er nog steeds lag. En de collega’s bleven wie zij waren, net als jij.

Teams. Klinkt beter dat ‘alones’ of ‘groups’. Heeft iets ‘samen-ervoor-gaanderigs’, we regelen het wel, we zijn een team.

Teams klinkt ook beter dan afdelingen. Daar zitten tenslotte gewoon losse collega’s die ieder voor zich wat doen. Al dan niet belangrijk. En als het meezit werken ze aan eenzelfde doel. Als het meezit. Nee, dan een team. Dat zijn op elkaar ingesteld professionals die hyperfunctioneel lean&mean de targets gaan halen. Daar is de vijand en wij zijn een team, dus kom maar op.

Teams. Klinkt als een yell op een groepsbijeenkomst. We hebben en T, we hebben een E ……

Ik ben er helemaal klaar mee. Ik mis mijn echte, real time, in real life team. Mijn cluppie, mijn bedrijf.

We zijn een half jaar onderweg met Covid in dit bijzondere jaar 2020. Het is september en sinds half maart zitten we thuis. Gekluisterd aan beeld en smartphone zoeken we en hebben we contact. We zijn hiermee, nolens volens, in maart begonnen dus. Van de ene op de andere dag.

En dat ging ok. Zeker in het begin zat er iets van ‘we laten ons er niet onder krijgen, verdomme nog an toe’ in. Iedereen werkte zich een slag in de rondte, was on-line van de ochtend tot de avond, was scherp, gezellig et cetera. Technisch ging het ook ok, soms tot mijn verbazing. Door de super IT-collega’s van het moederbedrijf waren er geen haperingen. Zelfs niet in de beveiligde dichtgetimmerde omgeving waarin we moeten werken. Alles lukte.

De eerste maanden gingen voorbij in een sneltreinvaart. En natuurlijk waren er soms dingen lastig. Met elkaar ergens over nadenken gaat in het echt beter dan online. Vooral als je over iets nieuws moet denken en beslissen. Maar we kwamen er doorheen. Dat wisten we gewoon en we moesten deze periode aanpakken om een aantal zaken permanent te verbeteren.

De vakantie kwam. Alles wat ik voor de vakantie had bedacht ging niet door en ik was niet de enige. Iedereen kon zijn plannen in de la leggen. We hebben vouchers tot aan het jaar 2032. We zwermden uit naar de eigen tuin of Schoorl. Dat was het zo’n beetje. We gingen klussen en sommigen hadden net een nieuw huis gekocht. Anderen gingen tijd met elkaar doorbrengen. Tot rust komen. Lezen, Netflixen, sporten, tuinieren, BBQ’en.

De zomer ging voorbij.

En nu is het begin september. De vakantie ligt achter ons. De mensen komen weer terug en de schermen vullen zich weer met de bekende gezichten. Sommige wat bruiner, andere nog net zo bleek. Iedereen blij en gemotiveerd. We zijn blij elkaar weer te zien en bezig te zijn met de groei van ons bedrijf.

En toch is het anders. Er is een soort gelatenheid in gekomen. We zijn nog steeds op tijd bij de meetings en we doen nog steeds uitermate ons best. Er komen nieuwe ideeën en we werken aan groei. Allemaal top. En toch. We zijn er een beetje klaar mee. Moe van het staren. Hunkerend naar echt contact met elkaar. Naar een beetje oudehoeren over de wereld en het werk. Lachen, elkaar jennen, verder komen, stuk zitten, herrie maken, geconcentreerd zijn. Met elkaar in dezelfde ruimte. Fysieke nabijheid.

We zijn ook moe aan het worden over de duur van de vrijwillige afzondering. Voor de vakantie was er nog een soort optimisme dat we dit varkentje wel even zouden wassen. Langzaam kwam het besef dat dat wassen wel eens lang kon gaan duren. Dat de enige uitweg een vaccin is en dat het maken van een vaccin tijd kost. Veel tijd, want veel onderzoek.

En wat we nu zien is dat die onbestemdheid moeilijk te verteren is. Zeker als je werkt aan een start-up waarin je zelf verantwoordelijk bent voor in- en output, waarin je moet geloven in de maakbaarheid van de wereld. Die maakbaarheid is nu uitbesteed aan de farmaceutische sector, aan deskundigen waar we niet bij kunnen. We moeten afwachten. En dat doen we op afstand van elkaar.

Ik mis het zorgeloos ’s morgens in de auto stappen, de file in en nadenken over de dag die komt. Paar belletjes plegen en hoppa binnenstappen in het kantoor. Kijken wie er al is en kijken hoe de rest binnenkomt. Goede dag of een wat mindere? Kinderen ziek of alles ok? Dat soort faits divers.

Ik mis het. En dat terwijl wij wel elkaar nu en dan zien. We hebben voldoende ruimte om veilig met zijn vijven bij elkaar te zijn. Onregelmatig dat wel. En altijd aangekondigd. Zo zien we elkaar maar het is anders. Het is niet vrijwillig, het is zo omdat het niet anders kan.

Voorlopig gaan we dus door met Teams, het zal niet anders kunnen. Zo gauw het anders kan gaan we het helemaal anders doen. Dan komt de club eerst thuis bij mij eten om de bevrijding te vieren. Dan gaan we inhalen op alle gemiste momenten dat we elkaar nodig hadden om even te kletsen om verder te komen.

Teams, het is een technisch hoogstandje maar het is ook armoe.