Bron: Twitter
Als ik vroeger iets deed dat niet door de beugel kon, zeiden mijn ouders dat er niets deugde van mijn gedrag. Dat was niet positief, integendeel. Deugen was iets om na te streven, wetende dat het een soort vliedende horizon is want een mens doet altijd wel iets dat niet deugt.
Mensen die deugden waren ok. Die waren aardig voor anderen, hielpen anderen, waren beleefd, gingen aan de kant als er een ouder iemand aan kwam, stonden op in de bus voor zwangeren, deden vrijwilligerswerk, waren attent en dachten aan je verjaardag, veroorzaakten nooit grote problemen et cetera, enzovoort. Mensen die deugden, daar ging je graag mee om.
Dat is nu anders. Mensen die voor anderen willen opkomen, bijvoorbeeld voor een gezin dat hier al 15 jaar woont en uitgezet wordt, worden goedmensen, deugmensen genoemd. Ze worden zo genoemd door rechtse haatzaaiers op social. Verzuurde types die zo alleen maar in hun eigen wereldbeeld zijn geïnteresseerd dat zij zich niet kunnen voorstellen dat iemand deugt én bij zinnen is. Deugmensen zijn de slechtste soort mens die er bestaat. Zij kijken weg van de werkelijkheid van een maatschappij die wordt overgenomen door de islam, waar ’s avonds niemand meer over straat durft, waar de dochters binnen moeten blijven en waar sluipenderwijs alle levensmiddelen halal worden.
De rechtse deugzeikerds vinden namelijk dat hun kijk op de wereld de enig juiste is en iedereen die anders tegen de wereld aankijkt is naïef, dom en vooral medeplichtig aan de oorlog die er gaat komen. Zij hebben nu al ‘bloed aan hun handen’.
Rechts Nederland was in mijn jonge jaren amoreel (niet immoreel), behoudend en vooral gezellig en opgewekt. Links Nederland was altijd verwikkeld in een strijd tegen de status quo en ontbeerde iedere vorm van humor en zelfrelativering. Links zorgde wel altijd goed voor elkaar en anderen die het niet breed hadden. De samenleving moest wel inclusief zijn en zorgen dat behoeftigen konden stijgen. Ik weet het want ik zat er met mijn rode neus bovenop.
Hoe anders is dat nu? Nu dat rechts ziet de aloude privileges gedeeld moeten worden met mensen uit andere landen breekt er paniek uit. Nederland moet gedeeld worden met mensen die deels hier niet geboren zijn en deels met mensen die wel hier geboren zijn maar heel duidelijk niet lelieblank zijn. Die ook nog iets hebben met het land van herkomst van hun ouders bijvoorbeeld.
Voor rechts Nederland is dat de vijfde colonne. En als zij praten over allochtonen bedoelen zij niet alle Amerikanen, Duitsers, Belgen, Britten, Denen, Grieken die in Nederland wonen. (Van de bijna vier miljoen allochtonen komen er 1.7 miljoen uit Europa en nog eens bijna 700 duizend uit de VS.) Zij bedoelen moslims. Moeilijker dan dat is het niet.
Heeft rechts alleen maar ongelijk? Zeker niet. Er is sprake van frictie tussen de waarden van de islam en de parlementaire democratie en rechtsstaat waar wij in leven. Er is frictie tussen de Nederlandse cultuur die gebaseerd is op vrijheid, gelijkheid en openheid en de monocultuur waarin het geloof boven alles staat. Natuurlijk is die er. En, nee, ik zeg nut niet ‘maar dat was bij ons ook zo’. Wij hebben die frictie al eeuwen achter ons gelaten en we hebben geleerd dat je er altijd uit moet komen. Mensen met één boek zijn daartoe niet makkelijk te bewegen.
Waar rechts ongelijk heeft, is het verketteren van iedere poging tot wederzijds begrip. Als er moslims zijn die het gesprek willen aangaan, in alle openheid, dan worden die weggezet als onbetrouwbaar. En dan kun je doen wat je wilt maar alles zal die onbetrouwbaarheid bevestigen. Als er Nederlanders zijn die begrip willen tonen om er uit te komen in plaats van de verdelen dan zijn dat naïeve deugmensen. Die tweedeling, dat haat zaaien, dat wegzetten van andersdenkenden als dom, slecht, naïef et cetera, daarin heeft rechts totaal ongelijk.
We kunnen niet voor of tegen een multiculturele samenleving kiezen. Die ís er namelijk al eeuwen. Wat we kunnen doen is keer op keer de discussie aangaan over verenigbare en onverenigbare standpunten in culturen. Waar iedereen die in Nederland woont aan moet voldoen is het omarmen van vrijheid, gelijkheid en openheid, want anders keer je dit land de rug toe en kun je beter ergens anders onderdak gaan zoeken. Onverzoenlijk in een klein aantal uitgangspunten zul je als deugmens moeten zijn. Zonder referentie weet je niet waarin je moet en kunt deugen. Als deugmens ben je verschillig: hard op de feiten, zacht voor de mens. Mijn overtuiging is dat alleen deugmensen de samenleving naar een hoger plan krijgen, de deugzeikerds kunnen dat niet.
Mijn ouders hadden een referentiekader: hun jeugd in de crisisjaren, de oorlog, het kamp, de jaren vijftig, de opbouw en welvaart van de jaren zestig. Dat had hen gevormd en daar deden zij geen afstand van. Zij wisten van daaruit dat mensen alleen met elkaar kunnen samenleven als je aardig bent, begripvol, open van geest en bereid tot gesprek. Er was geen concessie bespreekbaar met betrekking tot hun basis. Dat heb ik niet anders. Mensen, wie dan ook, die de rechtsstaat afwijzen, niet voor democratie staan, niet voor vrijheid van meningsuiting, niet voor gelijkheid tussen man en vrouw, tussen welke gender en welke gender dan ook, die zich afkeren van dit mooie land krijgen van mij geen millimeter ruimte voor welk gesprek dan ook. Je past je aan of je blijft binnen zitten of gaat weg.
Voor alle anderen, de hele grote overgrote meerderheid van mensen, wil ik graag een deugmens zijn. Ik wil wel graag deugen, hoe moeilijk dat ook is. En ik wil me daar graag voor verantwoorden.