Sinds enige tijd is er een nieuw woord aan de Nederlands taal toegevoegd, niet echt een verrijking maar iedereen heeft het erover: haatimams. Je kunt bijna stellen dat zij hip zijn.
Gisteren nog hoorde ik een discussie op de radio waarbij voor- en tegenstanders aan het woord kwamen. De tegenstanders van haatimams willen hen de toegang tot Nederland ontzeggen. Waarom? Omdat zij dingen zeggen die niet stroken met onze waarden en normen. Wat grosso modo ook wel zo is overigens.
De voorstander zat met volle retoriek te bagatelliseren wat er zoal beweerd wordt over homo’s, vrouwen, joden et cetera. En er wórden idiote uitspraken gedaan, die hoef je niet weg te poetsen.
Het was geen discussie maar gewoon heel luid langs elkaar heen praten. De stellingen waren ingenomen en de heren, het waren heren inderdaad, waren er met nog geen tien paarden uit te krijgen.
Wat valt me op aan deze discussie?
Allereerst de term, het frame. Dat frame is in de jaren ingeburgerd geraakt zonder te beseffen dat het een heel onduidelijke term is. Natuurlijk, het bekt lekker en we snappen wat bedoeld wordt, maar wie precies wordt er nu mee bedoeld? Dat moet je weten wil je mensen de toegang weigeren. En wanneer wordt een mening haat? En wie bepaalt dat?
Dat frame is overigens nog het minste probleem. Een groter probleem is vast te stellen wat nou precies wél en wat precies niet gezegd mag worden. De kern van een open democratie is nu juist dat er allerlei groepen en mensen zijn die dingen zeggen die niet stroken met huidige waarden en normen. Zo ontstaat namelijk verandering. Zonder dat versteent een samenleving en wordt een tweede Noord-Korea.
Dus: wanneer is iets nou zo erg, dat je er vooraf mensen de mond over mag snoeren? In Nederland gaat dat voor geen enkele uitspraak op. Nooit. Men mag alles zeggen wat men wil. Ook als men oproept tot haat. De rechter is er voor om te bepalen of het mocht volgens de wet en als dat, achteraf, niet zo blijkt te zijn dan volgt er straf.
Dat is de volgorde. Denken, spreken, al of niet strafbaar zijn en dan eventuele consequenties.
Ik vrees dat het niet anders is, hoe de ene meneer ook zijn best deed. Als iedereen met een afwijkende mening, hoe schokkend ook, de toegang tot Nederland moet worden ontzegd dan vrees ik het ergste. En wie maakt uit wat die afwijkende mening is? Vandaag de beurt aan de imams, en over een tijdje?
De kern van de opmerkingen van de tegenstander komt hierop neer: er zijn mensen die dingen zeggen die niet stroken met mijn eigen opvattingen, die dingen zijn erg, zo erg dat ik wil dat zij niet meer gezegd kunnen worden in Nederland. Omdat er dingen gezegd worden waar ik het apert mee oneens ben ontzeg ik die mensen toegang tot Nederland. Ik weet immers wat goed is en wat fout is. Ik, tenslotte, heb een mening die wel door de beugel kan.
Je voelt al direct aan dat dit soort particularisme niet echt werkbaar is. Vrijheid van meningsuiting geldt altijd voor díe meningen waar je het totaal mee oneens bent. Juist dan moet je te vuur en te zwaard verdedigen dat echt iedereen alles mag zeggen. En juist dan moet je de discussie aangaan over het doel en het effect van bepaalde uitspraken. Daarover moet de discussie gaan. Laat ieder zeggen wat hij of zij wil en bestrijdt elkaar met woorden en argumenten. Dat is het enige dat telt in een open democratie.
En anders is er altijd nog de rechter.