Jaren geleden alweer las ik LTI van Victor Klemperer. Een werkelijk verpletterende studie over de taal van het Derde Rijk, het Reich van Hitler. In deze studie ontleedt Klemperer de nieuwe taal die werd ontwikkeld door de Nazi’s. Het gaat daarbij om woorden die bijvoorbeeld kracht uitstralen en vaak herhaald worden, woorden zoals spontaan, instinctief, fanatiek. Woorden die ondersteunden dat er een uit de bodem voortkomende volksbeweging was die vastberaden werkte aan de toekomst van Duitsland.

Maar het gaat ook om eufemismen, woorden die als doel hebben de grauwe werkelijkheid toe te dekken. Klemperer spreekt van Schleierwörter, sluierwoorden, versluierwoorden eigenlijk. Zo werd moord Sonderbehandlung.

Die taal had maar een doel: het volk rijp maken voor en laten wennen aan een nieuwe realiteit. Die nieuwe realiteit kwam er en heeft tot 1945 geduurd.

Waarom moet ik denken aan LTI?

Al het gedoe rond de boeken van Roald Dahl deed me denken aan de studie van Klemperer. Woorden als vet en dik die worden vervangen door enorm. En waarom? Omdat het woorden zijn die als kwetsend of stigmatiserend kunnen worden ervaren. Ik lees de berichtgeving hierover met stijgende afkeer. Wie bedenkt dat teksten moeten worden herschreven omdat die ‘niet meer van deze tijd zijn’ ?

En natuurlijk staat de ingreep in de boeken van Dahl niet op zichzelf, net zomin als de taal van het Derde Rijk op zichzelf stond. Er is al langere tijd een reiniging, een katharsis aan de gang in taal en kunst. Een kuising van het verleden waarin dingen werden gezegd, kunst werd gemaakt waar men (wie? Nou, men) zich niet meer prettig bij voelt. En was het in eerste instantie nog een reactie van de gepijnigden die in opstand kwamen, bijvoorbeeld standbeelden omver trekkend in opstand, het gaat nu wat verder.

Er bestaan zogenaamde sensitivity readers die vooraf teksten toetsen op aanstootgevend taalgebruik, en daarop ingrijpen. Ik probeer me voor te stellen wat de psychische constitutie is van zo’n reader en hoeveel plezier iemand beleeft aan zijn werk. Je moet natuurlijk heel gevoelig zijn voor alles wat aanstootgevend is, heel gevoelig. Op het psychiatrische af, denk ik zo. En daarnaast moet je er een enorm genoegen in scheppen nieuwe termen te vinden die voor jou niet kwetsend zijn. Voor jou, want jij schrapt en stuurt bij. Dat doet niet de buurman. Je voelt je dus gekwetst door het woord vet en maakt er enorm van. Niet beseffend dat er enorme mensen zijn die dat op hun beurt weer verschrikkelijk vinden.

Maar goed, die kleinzerige instelling is niet wat mij deed denken aan LTI. Het gaat hier om iets groter.

Al die fatsoensrakkers hebben een plan met de wereld waarin we leven. Die wereld moet door taal (geschreven taal maar ook beeldtaal) veranderd worden. Veranderd in een grote rubberen tegel waaraan niemand zich een buil kan vallen. Het idee achter deze ingrepen is totalitair. Niet alleen ik, als taalgebruiker, let op mijn woorden. Met terugwerkende kracht let Dahl ook op zijn woorden. Zonder de mogelijkheid er anders over te denken. Zijn boeken moeten een lief warm bed worden voor de lezer, die vervolgens hersendood het boek dichtslaat.

Hersendood is wat we moeten worden volgens deze sensitivity types. Geen opwinding, geen krassen, geen schrammetjes, geen ruzie, niets van dat al. Een hemels paradijs waarin we elkaar ontlopen, elkaar niet meer serieus nemen en vooral glijdend door het leven gaan.

Het is fundamenteel niet ander dan dat wat er in het Derde Rijk gebeurde. Vanuit een mens- en wereldbeeld de taal zo kneden en vormgeven dat we aan die nieuwe realiteit wennen, en het verleden, het verdorven verleden vergeten. En we stinken er massaal in. Want wie is er nu op tegen dat je ervoor zorgt dat mensen niet meer beledigd worden? Niemand toch?

De denkfout hier is dat beledigen niet de actie van de zender is maar van de ontvanger. Die bepaalt of hij/zij zich beledigd voelt. Het is een individuele keuze. Zoals het een keuze is om aanstoot te nemen aan bijvoorbeeld kunst.

De maakbaarheid van de wereld zit natuurlijk ergens anders in. Niet in het bedienen van individuen, integendeel. De taalcorrectoren hebben tot doel een samenleving te scheppen van kwetsbare individuen, die moeten worden beschermd tegen negatieve invloeden van buiten. Die kwetsbare individuen zullen wel twee keer uitkijken om dingen te doen die op hun beurt weer aanstootgevend zijn. De uitkomst is een samenleving die in niets meer opvalt, waarin iedereen aardig doet uit angst om niet aardig gevonden te worden. Een samenleving zonder pieken of dalen, waarin louter voorbeeldige mensen leven die voorbeeldige boeken lezen en kijken naar voorbeeldige kunst (altijd met een verklarend bordje erbij). Een samenleving kortom die de droom is van iedere leider. Makke schapen.

Dat precies is de taakopvatting van alle censoren, van alle sensitivity types die momenteel rondlopen. Van uitgeverijen en musea tot aan universiteiten en bedrijven. Het is voeden van onechte relaties en schichtige interacties tussen mensen. Het is bouwen aan een wereld die een sociale hel blijkt te zijn geworden.