
Na een lange rit kwam ik aan bij l’Écrevisse in Brumath, in de Elzas. Ik parkeerde de auto naast het hotel, pakte de koffer en checkte in. Ik was moe van het rijden vanuit Parijs en was toe aan een douche en een borrel. Het hotel was typisch voor de streek. Oubollig, traditioneel gezellig met bloembakken vol geraniums. De mensen waren vriendelijk en ik kreeg een prima kamer. Men vroeg of ik ook wilde eten die avond. Een goed idee. Dus op naar de kamer en relaxen.
’s Avonds ging ik naar het restaurant om te eten. Eindelijk kwam ik dan aan op de plek waarvoor ik kwam: het restaurant! Ongeschoren en in vakantiekleding ging ik de klapdeur door en kwam in een voor mijn doen zeer chic restaurant. Ik detoneerde volkomen qua uiterlijk. Louter nette mensen in nette kleding. Ik ging zitten en ik werd nerveus van alle aandacht. Een ober voor de wijn, een ober om de stoel aan te schuiven, een ober die de cloche van het bord haalde en dat ging maar door. Maar goed: ik was waar ik wilde zijn.
Het restaurant waar Sartre vaak had geluncht in 1939! Wie? Sartre!
Wie was Jean-Paul Sartre?
Jean-Paul Sartre heeft decennialang het publieke debat gedomineerd in Frankrijk, vanaf de Tweede Wereldoorlog tot in de jaren 70. Hij is in 1905 geboren en heeft vrijwel zijn hele leven in Parijs gewoond, waar hij in 1980 is overleden. Niet alleen in Frankrijk was hij spraakmakend maar ook ver daarbuiten. Hij was niet alleen filosoof maar ook romancier en politiek activist die zich altijd aan de kant van de verdrukten opstelde. Zijn toneelstukken werden over de hele wereld opgevoerd. Het linkse geweten van Frankrijk. Tot na zijn dood vroegen mensen ‘wat zou Sartre hebben gevonden?’. Hij leefde een leven dat een voorbeeld voor velen zou worden, ook voor mij. En daarom was ik naar de Elzas uitgekomen, om te zijn waar hij geweest was.
Het had met zijn leven ook anders kunnen lopen. Hij had leraar kunnen blijven zoals in Laon. Maar het liep anders. In 1929 gaat hij filosofie studeren, hij leert Simone de Beauvoir kennen en tot aan zijn dood zijn zij onafscheidelijk.
Vanaf medio de jaren 30 publiceert hij volop. Filosofie en psychologie. Zijn doorbraak komt met de roman ‘Walging’. De hoofdpersoon, Roquentin, ontdekt de totale zinloosheid van het bestaan en ziet de wereld met angst en walging tegemoet. In die gemoedstoestand moet Sartre in 1939 naar het ‘front’ in de Elzas. Tussen aanhalingstekens, want hoewel er oorlog is met Duitsland, gebeurt aan dat front niet bijster veel. Men wacht. Sartre wacht met duizenden anderen. Deze periode wordt ‘la drôle de guerre’ genoemd: de schemeroorlog. In 1940 wordt hij gevangengenomen en brengt hij enige tijd door in een kamp, nabij Trier.
Bij zijn terugkeer in Parijs publiceert hij in 1943 zijn hoofdwerk ‘l’Ètre et le Néant’ (Het Zijn en het Niet). Hij raakt een snaar bij vooral jonge mensen. Zijn boek gaat over echte mensen, over echte situaties. En het gaat erover dat het leven voor je ligt om te doen wat je wil. Dat het leven jouw leven is en niet van de je ouders, van de kerk of van de staat. Alles wat je doet is voor eigen rekening. Dat betekende ook dat Sartre en Beauvoir wel altijd bij elkaar woonden in dezelfde hotels maar nooit samenwoonden of getrouwd waren. Dat was burgerlijk en burgerlijk moest je sowieso afkeuren.
Na zijn terugkeer uit het kamp besloot Sartre een verzetsgroep op te richten. De oorlog betekende een breuk in zijn denken en werk. Voor de oorlog keek Sartre vooral naar de individuele mens en zijn verhouden tot de wereld. Door de oorlog en zijn verblijf in het kamp zag Sartre hoezeer mensen van elkaar afhankelijk zijn en dat de mens ten diepste een sociaal wezen is. Zijn werk na de oorlog is dan ook anders dan ervoor. Die ervaringen heeft hij verwerkt in de romancyclus ‘De wegen der vrijheid’.
Zijn houding, die opstand tegen het ‘normale’ heeft tot ver in de vorige eeuw mensen geïnspireerd. Van de naoorlogse jeugd in Saint-Germain tot aan de studenten van 1968. De burgers keurden het natuurlijk allemaal af. Als Sartre uiteindelijk in 1980 sterft is die roem goeddeels verdwenen. Andere filosofen hebben zijn plaats ingenomen. Op zijn uitvaart komen zeker 50.000 Parijzenaars, en Frankrijk is in rouw.
‘Jean-Paul Sartre est mort’ koppen de kranten.

Maar wat deed ik nou bij l’Écrevisse in Brumath?
Simpel: Sartre had daar geluncht. Vele malen zelfs.
In Parijs had ik ongeveer al alle plekken bezocht die iets met hem te maken hadden. In 1980 had ik een boekje gekocht ‘over het existentialisme’, vanwege de titel. Het was een voordracht van Sartre uit 1946 waarin hij het existentialisme uitlegde. Eenmaal thuis begon ik te lezen en ik legde het pas weg toen ik het uit had. Ik las zinnen als ‘de mens is vrijheid’ (p.24) en ‘de mens is wat hij doet’ (p.37). Deze man raakte een snaar en is die blijven raken, tot op vandaag. En dus ging ik niet alleen alles ván Sartre maar ook óver hem lezen. Biografieën, interviews, tijdschriften, studies over zijn werk. Ik wilde weten hoe deze man geleefd had om het allemaal nog beter te begrijpen. Ik las over zijn leven in Parijs en bezocht alle plekken. Ik kocht zelfs de sigaretten die hij rookte, Boyards. Zwaar spul was dat. Inmiddels verboden.
In 1986 kocht ik ‘Schemeroorlog’, zijn dagboeken uit 1939-1940. Hij schrijft daarin over zijn gesprekken met andere soldaten, over zijn plannen met de filosofie, over van alles. Hij schrijft daarin bijvoorbeeld ook: (vrijdag 17 november 1939) “Vandaag lunch ik in l’Écrevisse met een jager die net van de frontlinie terug is.” Ik wilde daar ook lunchen.
Toen is het plan voor een rit door Frankrijk begonnen. De rit ging van Parijs naar Brumath, Morsbronn, Haguenau, Pfaffenhofen en uiteindelijk Nancy.
Parijs
Parijs is natuurlijk de stad waar je iedere beroemde Fransman of -vrouw kunt vinden. Van Verlaine tot Yves Montand, van Picasso tot Foucault. En dus ook Sartre. Uitvogelen waar hij woonde, lunchte et cetera. En dus begon mijn reis van 1939 bij Café de Flore. Uitkijkend over de Boulevard St-Germain en naar links de Place St-Germain waaraan hij lange tijd gewoond heeft (samen met zijn moeder) op de hoek van de Rue Bonaparte. Dat is overigens de plek waar in de jaren 60 tweemaal een bomaanslag is gepleegd omdat hij tegen de Franse bezetting van Algerije was. ’s Avonds heb ik zuurkool gegeten bij Brasserie Lipp aan de overkant. Daar zaten hij en Beauvoir in de oorlog omdat daar een kachel was.
Ik liep richting de Jardin du Luxembourg waar hij en Beauvoir uren samen pratend doorbrachten. Van daaruit naar Montparnasse naar hun graf. Daar, aan de Boulevard Edgar-Quinet heeft hij gewoond en op nummer 29 heeft hij zijn laatste weken doorgebracht. Blind.
In Parijs is er veel meer dat herinnert aan hen. La Coupole bijvoorbeeld waar zij aten en waar je nu tafel aan tafel heerlijk kunt eten. Ik was er ooit op mijn verjaardag en toen liep de hele witte en zwarte brigade uit om joyeux anniversaire te zingen. Het hele restaurant zong mee. Maar ook La Rotonde is er nog in volle glorie. Zo zijn er tientallen plekken alleen al in Parijs die je kunt bezoeken met een biografie van Sartre in de hand. Gewoon een keer doen. Je vindt er verrassende dingen. Zoals Hotel Mistral in de Rue Cels waar een plaquette aan de muur is geplaatst omdat hij daar met Beauvoir heeft gewoond.
Het is überhaupt een aanrader om met een thema door Parijs te gaan.
Van Parijs naar de Elzas.
Plaquettes zijn leuk maar ik wilde mensen ontmoeten die zich hem herinnerden. En dus stapte ik in de auto naar de Elzas. Een rit van bijna 500 kilometer. Onderweg Reims aangedaan, champagne gekocht, Metz voorbijgereden maar wel even naar Verdun geweest. Oorlogsgebied. Uiteindelijk aangekomen in Brumath, Hôtellerie l’Écrevisse. Zoals ik schreef was het nogal ouderwets. Ik heb er heerlijk gegeten en de volgende dag vroeg ik naar Sartre. De familie kende hem. Hij kwam daar inderdaad vaak lunchen en schrijven. De meeste soldaten aten op de kazerne maar hij niet. Eigenlijk vonden ze het maar een raar mannetje, een echte Parijzenaar.
De volgende dag heb ik door Brumath gelopen aan de hand van een kaartje dat Sartre had getekend in een brief aan Beauvoir van 30 oktober 1939. De Rue de Cerf uit en dan naar rechts. Gewoon omdat dat kon. Verder niks. Waar ooit Taverne du Cerf zat, zit nu een supermarkt.

Brumath is een doodgewoon Elzassisch stadje. Niet veel te doen, aangeharkt, aardige mensen, vakwerkhuizen en het doet meer Duits dan Frans aan. Maar zeg dat nooit hardop. Typisch Sartreaans is de observatie dat dingen veranderen doordat jij er bent. Doordat ik daar liep veranderde Brumath in een interessant stadje. Sartre schreef dit over zijn aanwezigheid: ‘Brumath is alleen nog maar een zinloze verblijfplaats, waar somberheid en kilte in de lucht hangen… Brumath is dus dor geworden.’ (Schemeroorlog, p.63, 64). Door zijn aanwezigheid.
De oorlog was er in het geheel niet en opeens wel. Door al die soldaten. Waar Brumath dor was voor hem scheen voor mij de zon. Na twee nachten l’Écrevisse vond ik het welletjes en ging ik door naar Morsbronn.
Morsbronn
Begin december wordt Sartre overgeplaatst naar Morsbronn-les-Bains. De naam zegt het al, alles draait hier om bronnen en kuren. Waar Brumath iets gezapigs heeft, iets boers, is het hier anders. Dit ademt gezondheid. Althans, tegenwoordig. December 1939 was het voor Sartre anders. Voor het eerst voelde hij de oorlog dichtbij. Hôtel Bellevue was de plek waar hij veel verbleef, het ligt (nog steeds) iets buiten de stad.
Sartre besefte hier in mei 1940 hoe snel de oorlog zich ontwikkelde. ‘Vandaag dus de invasie van België en Holland’ schrijft hij op 10 mei 1940 aan Beauvoir. Hij zal hier nog enige tijd zijn, schrijvend en denkend. De schemeroorlog wordt een echte oorlog en de troepen worden teruggegeroepen naar het achterland, Haguenau. Op 21 juni 1940 wordt hj krijgsgevangen gemaakt en belandt in een gevangenenkamp bij Trier. In maart 1941 keert hij terug naar Parijs waar hij een verzetsgroep opricht.
Na Morsbronn ben ik via Haguenau, waar hij kort verbleef, en Pfaffenhofen richting Nancy gereden. Pfaffenhofen is waar zijn verre achteroom Albert Schweitzer was geboren. Sartre schreef daarover (22 december 1939) dat hij ‘door het grote, welvarende en enigszins troosteloze dorp gedwaald (had), dat me niets zei’. Niet echt een aanbeveling, maar toch even er doorheen.
Nog maar 150 kilometer naar Nancy waar achter de Place Stanislas een boekenmarkt was. Daar heb ik nog een nummer van l’Arc gekocht dat aan Sartre was gewijd. De wijn later die dag, op de Place Stan was prima.
Was dit zinvol?
Is het zinvol iemand die een voorbeeld is na te reizen? Zeker. Ik zou het zo weer doen. Ten eerste is het heerlijk om met een duidelijk doel naar de Elzas te gaan. Je kunt kiezen voor Choucroute in Obernai (bij Zum Schnogaloch) of Tarte Flambée in Riquewihr. Natuurlijk kan dat. Ik koos voor een filosoof. En dan te voelen dat je een beetje dichterbij bent gekomen is een mooie ervaring. En mijn begrip en kennis van Sartre toegenomen. Maar toch. L’Écrevisse is op 20 juli 2016 failliet verklaard. Ik heb daar mogen verblijven en eten.
En alles bij elkaar genomen heb ik in Brumath iemand de hand mogen schudden die Sartre kende en zo ben ik slechts één handshake away. Dat was een mooi moment.
(*) Gepubliceerd in En Route, bijzonder Frankrijk. Nr. 174, winter 2021-2022 enroute-magazine.nl
Wat een mooi verhaal! Bijna alle plaatsen zijn bekend (zeker die in Parijs) en ook ik las in mijn jeugd Sartre en vooral De Beauvoir, feministe!
LikeLike
Dan gaat Frankrijk, de literatuur, het verleden en meerdere facetten leven. Ik deed onlangs soortgelijke trip, maar dan naar Tours, geboortestad van Honoré de Balzac. Gewapend met een van z’n boeken gaat zo’n stad heel anders eruit zien. Hoe dan ook, los daarvan, een pracht stad. Ben van plan dit ook volgend voorjaar te doen met andere schrijvers en filosofen ‘onder m’n arm’. Bart van Loo bracht me op dat idee met z’n prachtig boek ” Frankrijk Trilogie”.
LikeLike
Wat een mooi idee om dat vaker te doen. Je hebt gelijk: een boek gaat leven maar ook de plaatsen die je bezoekt krijgen een andere betekenis.
LikeLike