
Voetbal is niet iets waar ik uit mezelf naar kijk. Ik ken vrijwel geen namen van voetballers, ik weet niet welke teams er in de Stoelgangcompetitie spelen en als het over het buitenland gaat ken ik maar een paar namen van teams. PSG, Olympíakos, Olympique Lyon (kom vaak langs het stadion), Spartak Moskou en HSV. Dat ongeveer.
Maar deze week heb ik toch even gekeken en twee wedstrijden deels gezien. Een met oranje, tegen Oostenrijk (Zweigelt – vooral van Heinrich of Umathum – is top) en een met Italië.
Ik kan er kort over zijn.
Italië speelt met een flair en een durf die navolging verdienen. Een ballet op het veld. Altijd aanvallend, de ruimte zoekend, elkaar aanspelend. En steeds met een plezier onderling waar de schoonheid van afspat. Geen idee hoever zij komen maar wat een genot om naar te kijken.
Oranje speelt als een boekhouder en actuaris. Rekenend, beetje achterin hangen en breed spelend. De tegenstanders murw makend met een 10-1 systeem: tien in de verdediging én een keeper. En dan hopen op Dumfries, de enige speler die overal was en wil winnen. De rest wil niet verliezen.
Nogmaals: geen idee welk team verder komt maar het oog wil ook wat. In sport heeft heroïek een plek. Waarom is Hinault een geweldige wielrenner en Indurain niet. Precies.
Hup Holland Hup.