De eerste dood en begrafenis die grote impact op mijn leven hadden, was in 1993, net voor Kerst. De dag na de begrafenis was leeg, kaal en heel vreemd. Ik kon niets meer doen of betekenen voor degene van wie we afscheid hadden genomen. Daarna had ik dezelfde ervaring met onze moeders en in 2007 met mijn vader. Mensen die zo belangrijk voor je zijn en die opeens weg zijn, begraven of gecremeerd. In een roes doe je alles wat je moet en kunt doen en dan opeens ligt alles achter je. Je wordt wakker met het besef dat die leegte die je voelt blijvend is. Je blijft achter met alle andere achterblijvers. Daarover gaat dit, voorlaatste, gedicht.

  1. De aankondiging
  2. De voorbereiding
  3. Het feest
  4. Het vertrek
  5. De reis
  6. De bestemming
  7. De aankomst
  8. Het achterblijven
  9. Het begin

Het achterblijven

Wat moet er gebeuren

Nu de reis ten einde is,

En wij hier met lege handen.

Het perron wordt leger en leger, de

Mensen keren huiswaarts,

Geen huis zal ons nog bergen

Noch beschutting bieden.

En uw ziel zal dwalen

Zolang wij dwalende zijn

Uw ziel zal dolen

Zolang wij verscholen zijn

In het verdriet, en niet

De wereld de onze maken.

Ons leven verzaken.

Door te doen alsof wíj

Gestorven zijn 

En niet u, o vrouw.