Het is maandag. In mijn agenda staat de hele week een afspraak: een hotel in Les Bruyères in Les Trois Vallées. Een reservering die ik vorig jaar augustus gemaakt heb. Toen al wist ik dat deze hele toestand nog maanden zou duren maar ik had goede hoop. We zaten toen vijf maanden in een soort lockdown en ik was optimistisch. Ik dacht dat ergens in oktober er een eerste vaccin zou zijn en dat we dat in januari weer konden leven. En dus in februari naar de sneeuw zouden kunnen.

De rest is geschiedenis. Op 19 januari jl, de verjaardag van mijn lieve zusje, heb ik de reservering geannuleerd. Met pijn in de buik. De week vakantie is inmiddels veranderd in een week on line meetings en het voorbereiden van besluiten.

En nu denk ik dus aan die sneeuw en verblijf in een lekker hotel. We hadden mazzel vorige week. Een soort miniatuur wintersport kregen we cadeau van de Lieve Heer. En daar moeten we het mee doen.

De foto die ik hier laat zien is van het pad tussen Les Bruyères en Les Ménuires, op zo’n 1800 meter hoogte. Omdat ik niet ski wandel ik daar vaak. De kou en de wind zijn heerlijk. Als de zon schijnt is het helemaal een heerlijke wandeling. En het is niet eens heel opwindend allemaal.

Les Ménuires is een nogal gedateerd Frans wintersportdorp. Gebouwd rond de plek waar duizenden skiërs naar beneden komen of staan te wachten bij liften. De terrassen zijn betimmerd met bruine schrootjes. Maar het mooiste en meest gedateerde is toch het ondergrondse winkelcentrum. Geheel betegeld, bruin hout en winkeltjes waar je van ziet dat die er al decennia zitten. De obligate vreetschuren die ook ’s morgens al naar raclette stinken. Winkeltjes met souvenirs. Bekers, messen, glazen en grote ovenschalen waar je tarti- of croziflette kunt maken. Een feest om te vertoeven.

Ik loop altijd door dat winkelcentrum en ga daarna wat drinken in de zon alvorens weer terug te lopen. Al met al ben ik dan een paar uur onder de pannen.

Mijn leven bestaat een week lang uit rust, reinheid en regelmaat. Maar wat een genot. De eerste dag is het spullen huren, de juiste schoenen passen en sjouwen met alles naar het hotel. De familie gaat direct skiën en ik geniet van de stilte. In de avond gaan we in een soort rodelbaan, de Speed Mountain, waar je langzaam omhoog wordt getakeld om daarna in een rotvaart naar beneden te zoeven in de snijdende kou. Daarna zijn alle dagen hetzelfde: we staan op, ik ga mee met de familie om een beetje te helpen met al het gedoe rond skiën en dan is de ochtend voor mij. In mijn uppie wandelen, om me heen kijken, zitten in de zon met koffie en dus wandelen. Lunchen en ’s avonds ongegeneerd lekker eten bij een van de restaurants in het kleine dorpje, een hameau eigenlijk. De enige afwisseling is dat ik ook nog lees, in de hamam zit (het hotel is geheel leeg overdag) en zon.

Wat maakt dat nou zo aantrekkelijk? Natuurlijk gewoon dat ik in Frankrijk ben, moeilijker dan dat is het niet. Boodschappen doen bij de Sherpa tegenover het hotel. Goed stokbrood kunnen kopen, goede worst en heerlijke wijn. Gewoon overal Frans spreken en ’s avonds Frans eten. Me thuis voelen. Ik voel me in Frankrijk altijd thuis namelijk. En inmiddels zijn we zover dat we begroet worden in het restaurant als we komen eten en dat ze weten dat mijn oudste zoon een zware allergie heeft. Men houdt daar rekening mee.

Bovenal vind ik de Savoie prachtig. De rit in de auto – ok, wel veel file – is altijd adembenemend. Na een nacht in Villefranche rijden we ’s morgens vroeg de laatste 250 kilometer tot aan bestemming. Vlakke wegen om te beginnen en dan doemen daar opeens de Alpen op. Sneeuw op de toppen. Na alle file rechtsaf en dan links omhoog de berg op voor de laatste 30 nog wat kilometer. Prachtig. Slingerend, eerst door het groen en dan steeds meer sneeuw en ijs. De temperatuur zien zakken. Saint Martin langs en verder omhoog. En dan uiteindelijk de weg naar Les Bruyères, rechts het dal. Je komt in een wereld die anders is dan die van ons. Hoog, koud, natuur, sneeuw en een prachtige zon. Alles klopt. En dat zelfs de bergen van kaas zijn gemaakt neem ik voor lief. En op de terugweg de weg binnendoor nemen langs het meer van Annecy. In tijd maakt dat niets uit en de natuur is prachtig.

Dit alles had ik in een normaal jaar kunnen hebben. Gewoon een week de hort op met het gezin. Genieten. De zonen steeds makkelijker zien skiën, steeds zelfstandiger. Maar het mag niet zo zijn. Ik heb niet veel last van dingen die ik mis in deze tijden. Ik pas me aan en geniet van wat wel kan. Maar nu voel ik het gemis wel. Geen wintersport.

C’est dur.