Het was ijskoud. 21 Februari was het dat ik in de warmte van een grote zaal de Elfstedentocht keek. Er was een grote televisie, er was oude muziek, er was erwtensoep met roggebrood met katenspek en er waren tientallen bejaarden. De gordijnen zaten dicht, de sfeer was geweldig. Mensen praatten over 1963 en de koude winter van 1944. Tranen van ontroering in oude ogen en men had een geweldige dag. Voor velen was dit de laatste Elfstedentocht en een aantal wist de volgende dag niet eens meer dat ze gekeken hadden.

Waar was ik en waarom schrijf ik hierover?

In 1985 werkte ik in een verpleeghuis in Utrecht, op Overvecht. Tijdens mijn studie moest ik onderzoek doen en ik had ervoor gekozen dat in een verpleeghuis te doen. Ik kende daar al iemand en die introduceerde me bij het hoofd dagbehandeling. Ik werd als jong mens van harte welkom geheten tot iemand mijn onderzoek niet vertrouwde. Zij dacht dat ik bezig was in opdracht van de directie te kijken waar bezuinigd kon worden. Wat niet zo was. Ik onderzocht hoe mensen tot hun laatste adem als mens kunnen worden behandeld.

Wat ik onderzocht was het gebruikte zorgconcept. Het was de tijd dat Hattinga Verschure opnieuw publiceerde over zorg dichtbij de mens. En ik had een gewoonte gemaakt van onderzoeken hoe individuen overeind blijven binnen concepten en systemen (weer heel actueel overigens). Ik had al onderzoek gedaan naar en op een Montessorischool, en nu dus hier. Ik zal niet uitgebreid op dat onderzoek ingaan. De belangrijkste conclusie was wel dat individuen altijd verdwijnen als een systeem groeit en krachtiger wordt.

Na drie maanden was ik klaar en schreef ik een scriptie. Ik was alleen niet klaar met het verpleeghuis, ik wilde blijven. Waar ik van was gaan houden was het zorgen voor mensen die zorg nodig hebben en volkomen afhankelijk zijn van anderen. Als je afhankelijk bent van een mens het je een menselijke relatie. Als je afhankelijk bent van een systeem dan ben je een functie in dat systeem. Een potentiële error-term.

Ik vroeg of ik kon helpen op de afdeling PG, psycho-geriatrie. En dat kon, ik was geen vreemde. Ik begon ergens in november, december 1984. De bewoners varieerden van in leeftijd van stokoud tot rond de 40. Meest vrouwen.

En toen kwam er dus op 21 februari 1985 een Elfstedentocht. We hebben de grote zaal ingericht, zo nostalgisch als mogelijk. Foto’s, snert, oude muziek en een heel grote tv. Het werd een dag om nooit te vergeten. Van de vroege ochtend tot de late middag (en daarna trok men het gewoonweg niet meer) keken de bewoners naar de tocht. Er waren er die ook hadden gereden, ooit. Er kwamen verhalen over vroeger, over familie, over de oorlog. Wat gebeurde was het opentrekken van een grote kast vol aan herinneringen. Ik vond het fantastisch. Zelf de zwaar dementen kwamen tot leven door deze dag. Er waren weer glimpen van wie zij ooit geweest waren. Jonge vrouwen en mannen die de schaatsen onderbonden en het ijs opgingen. Iedere winter weer.

De snert ging op, de mensen gingen in een heel goede stemming slapen en we hadden een topdag achter de rug.

Door die dag kon ieder van hen weer even stralen als een los individu met een heel eigen historie en achtergrond. Hier zaten krachtige mensen die een leven achter zich hadden. Hier zaten geen bewoners van een instelling met regels en protocollen waarin men zich moest schikken. Hier waren even geen gesloten deuren en in stilte zitten aan een tafel. Dit was gewoon het leven.

Ikzelf schaats niet. Ik heb geen ander belang bij de Elfstedentocht dan dat die door moet gaan. Hoe dan ook. Hoe dan ook. Ook nu. Men verzint maar iets voor de veiligheid. Maakt mij niet uit. Als het kan moet het gewoon doorgaan en moeten we weer met zijn allen thuis kijken hoe het gaat. Ook als je er niet van houdt doe je je best maar.

Als er al iets is dat ik Nederland vind dan is het dit. De kans dat het door kan gaan is al klein en als die kans zich voordoet ga je ermee door. Ieder rayonhoofd moet ijzerenheinig Frysk zijn. Balsturig en hardnekkig. Denk maar met mij aan een zaal in een verpleeghuishuis, waar demente familieleden de dag van hun leven kunnen hebben.

Met mededogen wordt alles zacht. En mogelijk.