Wat toeristen doen als zij in een buitenland zijn: kerken bezoeken. Waar de gemiddelde Nederlander nooit een Nederlandse kerk van binnen ziet, gebeurt wel in het buitenland. Ik doe niet anders als ik in het buitenland ben. Overigens zie ik Nederlandse kerken wel van binnen. Althans, in mijn eigen dorp.

Maar goed, ook in loop altijd een kerk binnen als ik er een zie. In de loop der jaren moeten dat er toch heel veel zijn. Van kapelletjes tot aan de grootste kathedralen. Ooit, lang geleden heb ik eens in een dorpje de kerk bezocht waarin ik een kaarsje aanstak. Bij het kistje met kaarsen stond een kaartje met de tekst: ‘steek een kaarsje op als teken dat je hier bent geweest en dat je aan iemand dacht’. Doe het dan maar eens niet. In ons dorp in de Var steek ik iedere dag een kaarsje op. Je weet maar nooit.

Zoveel kerken en kerkjes. Sommige oninteressant, andere weer onderdeel van het hele netwerk van kerken in Europa die ooit zijn gebouwd door de Tempeliers.

Ik wil het nu over één specifieke kerk hebben. Hoe kwamen we daar?

Het is alweer wat jaren geleden dat wij vertrokken, het was herfst, naar Picardie. Mooi glooiend landschap, niet al teveel te doen en dus vooral tot rust komen. We hadden wat gehuurd in een landhuis in Sainte Preuve, een gehucht. Een landgoed zoals je het je voorstelt: mooie oude muren, oprijlaan met bomen in herfstkleuren en een mooi oud gebouw. Prachtplek. Het werd gerund door heel aardige mensen die goed voor ons zorgden. Lekker eten, een fijn ontbijt en een prachtige suite.

Verder niet veel te doen inderdaad. Dat betekende in de auto en eerst naar Laon. Vanuit de verte zie je Laon liggen: kroontje op een heuvel. Een mooie oude stad maar wel arm. Veel winkels waren dicht en je voelde dat de goede geest er even niet heerste.

We stapten in de auto en reden naar het noordwesten, naar Saint-Quentin. Beetje rondrijden op zoek naar een parkeerplek en toen de stad in. Er was duidelijk meer leven dan in Laon en we lunchten wat. We gingen wandelen, liepen een hoek om en daar stond een kerk. Niet zo mooi en zeker niet imposant. Je ziet dat er enorm aan gerommeld is in de loop der jaren. De drukke weg tussen ons en de kerk in. We staken over en gingen naar binnen.

En dan gebeurt het.

Tegen mijn vrouw zei ik later dat het een kerk was als de tas van een vrouw: van buiten klein maar van binnen eindeloos groot. De kerk van Saint-Quentin is precies zo. Je stapt een kleine entree binnen en dan opent zich de oneindige ruimte die het geloof moet zijn. Dat wordt verder benadrukt door het kale interieur. Alsof de kerk is leeggehaald, zo ziet het eruit. Ik werd stil in de uitgestrekte ruimte waar je weinig afleiding hebt. Je kunt niet anders dan ondergaan wat het is: een verbinding tussen de aarde waarop je staat en de hemel waar je naar reikt. Je voelt je eigen nietigheid. Doordat alle drukte buiten is gesloten is de stilte immens. De verstilling.

Je kijkt omhoog en ziet de pracht van de gebrandschilderde ramen. De kleuren en het licht erdoor als nabootsing van de Stad Gods. Dan kijk je naar beneden en je ziet dat je op een labyrint staat. Als teken van het zoeken van de mens naar de kern van het leven. Geen opsmuk. Geen rijkdom of pracht en praal. Gewoon jij als sterveling in deze kerk die er al eeuwen staat, branden heeft overleefd en in WOI bijna vernietigd is. En je weet dat als jij er niet meer bent, deze kerk er nog steeds zal zijn. Ongenaakbaar.

Ik ken geen andere kerk die dit effect heeft op mij. Zeker: de verhoudingen zijn altijd zo gekozen dat je je prettig voelt. De Gulden Snede, de verhoudingen van de Ark des Verbonds, Fibonacci (\varphi ): alles is meegenomen in het ontwerp van kerken. Vooral de Tempeliers waren daar heel consequent en consciëntieus in. Dat maakt dat je een soort volmaakte ruimte binnenstapt. Maar zo volmaakt als in Saint-Quentin had ik niet eerder en heb ik daarna niet meegemaakt.

Nog steeds, na al die jaren, is deze kerk voor mij een soort archetype van de kerk. Ik heb er veel gezien met juist wel heel veel pracht en praal. In Frankrijk, Spanje, Rome, Duitsland, Zweden, waar niet eigenlijk. En ik ben erachter gekomen, dat naarmate de mens meer moeite doet om het geloof aan te kleden met van alles en nog wat datzelfde geloof op de proef wordt gesteld. Als je je eigen nietigheid wilt voelen in een gebouw dat al eeuwen bestaat, reis dan af naar Saint-Quentin en onderga het wonder van de damestas. Klein van buiten, van binnen oneindig groot.

Inmiddels is de voorgevel in 2006 gerestaureerd en ziet de kerk er minder rauw van buiten uit. Geciviliseerder, netter, meer als een kerk. Ik denk dat de ervaring binnen niet minder is geworden.