Kees ken ik sinds 1998, het jaar dat wij in Zeist kwamen wonen. Kees was altijd aanwezig bij de slager en vanaf het allereerste moment klikte het tussen ons. Kees was altijd een beetje brommerig en in dat gebrom zat een heel klein hartje met hier en daar wat verlangen naar vroeger.

Met Kees maakte ik altijd een praatje over Zeist, dat ik nog niet goed kende en over lekker eten. Jarenlang kwam ik iedere zaterdag en ik werd het liefst geholpen door Kees.

De echte band kwam toen ik vader werd en Kees dat wist. Vanaf dat moment gaf hij altijd een ‘stukkie worst voor het jochie’ mee, en later voor beide jochies. De worst was (runder)kookworst. De jochies thuis noemden het altijd Keesworst. Ik vertelde het hem en hij vond het top en was ook wat ontroerd. ‘Zonder Keesworst is het weekend niet compleet’ vertelde ik hem.

Kees wist altijd wat ik wilde als ik zaterdagochtend vroeg kwam. ‘Jongens sporten?’, en dan het vaste riedeltje. Rosbief voor mijn vrouw, zult en leverkaas voor mij en een bakje Duitse vleessalade. ‘Aus der Heimat’ zei hij er altijd bij.

Hij hield van fietsen, zijn gezin en familie en hij hield van liefdevol mopperen. Op de wereld en waar het naar toe gaat. Over van alles maar uiteindelijk altijd positief en met heel veel hartelijkheid.

De jongens ontgroeiden de Keesworst maar hij bleef het meegeven. Voor mij dan.

En nu is Kees dood.

Ik hoorde het van vrienden en bij de supermarkt kwam ik een collega van Kees tegen die het beaamde. Ik kom al een tijdje niet meer bij de slager. Veranderende eetgewoonten en ik had het gevoel meubilair te worden. Ligt aan mij en niet aan de slager want die is fantastisch. En wat heb ik er spijt van want wat had ik graag nog tegen Kees in willen gaan. Terugmopperen. Zeggen dat we allemaal ouder worden en dat de wereld nu eenmaal verandert. Dat het niet anders is. Een stuk Keesworst meenemen voor ’s middags thuis op brood met veel mosterd.

Nooit meer Keesworst. Ik baal daarvan. En de rest van mijn leven zal ik aan Kees denken als ik kookworst eet. Dat dan weer wel.