Als kleine jongen ging ik met mijn vader in Utrecht naar de markt op het Paardenveld. Als goede Utrechter sprak mijn vader van ‘de màrt’. Langs de singel liepen we alle kraampjes af, om als altijd te eindigen bij de visboer. Daar kocht hij ongepelde garnalen, gerookte paling of spekbokking. Veel geld was er niet en dit waren zeer betaalbare lekkernijen.

Die markt was in mijn herinnering heel groot. Nu was ik toen heel klein maar toch, er stond van alles. Zo was er een kraam met alleen maar fietsspullen. Van bellen tot fietspompen, je kon er echt alles krijgen. Bloemen, vlees, vis, kaas, kleding, alles kon je er krijgen. Het was een soort plat warenhuis met voor elk wat wils.

Later gingen we naar de markt op het Vredenburg, met als meest opvallende marketentster de plantenverkoopster Jopie. Schreeuwend vanuit haar vrachtwagen gevuld met planten.

Mijn vader kwam altijd bekenden uit Wijk C tegen. Beetje kletsen, wandelen, genieten en om je heen kijken.

Op de fiets gingen we terug naar huis. Ik achterop met mijn benen in de fietstassen.

Ik heb altijd van markten gehouden. Als we ergens zijn en er is een markt dan zal ik die bezoeken. Soms heel vaak. De drukte, het kunnen zien en ruiken van alle producten, de mensen: alles bevalt me. Het mooist zijn overdekte markten. Van Markthal no.1 in Boedapest tot de markthallen in Madrid en Cannes, de soukh in Taroudant, prachtig. Uren kan ik er rondlopen.

Een markt is namelijk de spiegel van een lokale cultuur. In Boedapest is het enorm druk. Je komt binnen en je ruikt de paprika, is alle soorten en maten. Veel worst, veel groenten die het goed doen in barre tijden. In Madrid is het niet alleen het kopen van waren, maar ook het eten van tapas en wat drinken. Een sociale ontmoetingsplaats, waar je naartoe gaat om te lunchen en niet alleen om inkopen te doen. In Taroudant is de soukh de spiegel van de woestijn. De overweldigende geuren van allerlei versies van ras-el-hanout, tientallen ‘beste’ versies. De kleuren van het aardewerk dat je er koopt voor weinig, de tajines. De dadels. Het onderhandelen over de prijs.

De markt in Utrecht was de spiegel van een arme jeugd op Zuilen. Veel goedkope vis en groenten. De buren tegenkomen, een praatje maken en op de fiets naar huis.

Maar ja, ik woon in Zeist. En als je de markt bekijkt als spiegel van een lokale cultuur, dan moeten we ons zorgen maken. Los zand, sfeerloos en altijd wind. Mensen die elkaar niet hoeven te ontwijken omdat je op tien meter afstand blijft. Leegte. En leegstand. Het aantal kramen is afgenomen door de jaren heen, de spoeling werd dunner. Er zijn donderdagen en zaterdagen geweest, ik schat een jaar of tien geleden, waar de markt vol was, druk was. Wel als een lang lint opgebouwd, maar toch druk. Dat is nu echt anders. 

De favoriete bloemenhandel verdween, het aantal kramen werd minder en minder. De ziel, zo die er ooit is geweest op die plek, was er helemaal uit.

En toen kwam de winter en werd er een ijsbaan gebouwd. De markt verhuisde naar de Slotlaan naast het Walkartpark. Ik reed er een paar keer langs tot ik besloot op een donderdag de markt over te lopen. En wat was dat plezierig!

Een echte markt! De kramen stonden tegenover elkaar, met het gezicht naar elkaar toe. Mensen liepen er tussendoor, elkaar ontwijkend, praatje makend en om zich heen kijkend. Stilstaan om inkopen te doen. Ok, echt groot was die markt niet. In een willekeurig quartier in Parijs is de lokale dagmarkt veel groter, veel diverser ook, maar toch. Een markt. Klein beetje reuring.

Dit was al veel beter dan de oude markt op Belcour, waar kramen met hun kont naar elkaar stonden. Het was redelijk druk, die donderdag. Ik had er echt plezier in.

Ik deed wat inkopen en vroeg wat de marktlieden ervan vonden. ‘Veel gezelliger’ was het antwoord. Compact, de mensen lopen dicht langs je heen, je kunt contact maken met de klanten. Het voelde nu als een markt. Ook zij waren er blij mee.

De spiegel van de lokale cultuur: de wintertent is afgebroken en de markt staat weer uiteengespat op Belcour en bij de bieb. Hier en daar een kraam, hier en daar een wandelende klant en wind, veel wind. Het ziet er niet uit. Zeist is vormelijk en gebaseerd op regels: daar was de markt bedacht en dus komt de markt daar terug.

Ik zou zeggen, kijk eens naar Amersfoort en leer ervan. Sluit de Slotlaan op donderdag en zaterdag gewoon af, zorg dat er weer meer marktlieden naar Zeist komen en laat het bruisen. Verkoop witte kool en ras-el-hanout, speklappen en lamskoteletjes, pannen en tajines, laat de talen van Zeist er weerklinken en maak het tot een belevenis waar je graag komt. 

Beste gemeente, doe eens gek, omarm het leven en niet de regels. Zeist is multicultureel, zit vol met commercieel talent en plezier. Schep daar de ruimte voor. Het kon in de winter, het kan natuurlijk ook in alle overige maanden.

(*) Ook gepubliceerd op https://www.zeistermagazine.nl/spiegelvandecultuurdemarkt